Lieve Albert,
Toen wij die woensdag bij je waren, wist ik tevoren niet dat het de laatste keer was dat we je zouden zien. Achteraf was ik er blij om, dat maakte ons bijeenzijn zoals alle andere keren. Ook al zie ik je niet meer, je bent er nog, ik kan je nog schrijven.
Wat ik je wil zeggen heb ik al vaak tegen je gezegd, met name door de telefoon: ik waardeer je enorm. Je gedroeg je tegenover ons altijd alsof jij minder waard zou zijn. Die onderschatting van jouw vele talenten maakte je wel eens tot een onmogelijk mens, ook als je het afdeed als een zogenaamd grapje.
Toen ik je eenmaal beter leerde kennen, leerde ik door je maniertjes en grapjes heen te kijken. Je bent een man met een heel groot en warm hart, altijd klaarstaand om iemand te helpen, altijd eropuit het een ander naar de zin te maken. Soms zo fanatiek dat Wilma zich eraan kon ergeren. Ik heb het allemaal wel gezien: je computertalent, waarin je voor zovelen een lieve leermeester was, je schildertalent, al die prachtige portretten bij jou in huis, je jazzgedrum, tegen de klippen op en met een enorme kater, de laatste keer dat ik het meemaakte. Dan is er ook nog je enthousiasme over zoveel uiteenlopende zaken, je brede belangstelling, je alles overtreffende gulheid en niet te vergeten je enorme behoefte om iedereen hiervan deelgenoot te maken. Ook hierin kon je soms (te) ver gaan.
Wat ben je toch gebukt gegaan onder die ziekte van je, vooral toen je daardoor je werk moest opgeven. Maar zelfs dat heeft een positief gevolg gehad: Wilma veranderde. Zij kon nogal gericht zijn op hoe ‘het hoorde’ en ‘wat anderen mensen zouden denken’. Door jouw ziekte kwam de kwaliteit van het leven voor haar op de eerste plaats. Het maken van mooie herinneringen door mooie ervaringen werd steeds belangrijker. En daar lag ergens het moment waarop Wilma en ik elkaar weer vonden. Zoals ik je die woensdag beloofde: om nooit meer kwijt te raken. De brief heb ik je nooit gestuurd, nu kan het niet meer.
Lieve Albert, rust zacht.

albert