A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z


 
Gerbrand Bakker - Boven is het stil

 
 

Een prachtig boek gelezen, van een Nederlandse schrijver nog wel, en dan ook nog eens zijn debuutroman. De openingszin grijpt je al meteen beet: Ik heb vader naar boven gedaan.

De 55-jarige Helmer woont met zijn oude vader op een boederij in de buurt van Monnickendam. Hij beschrijft wat hij zoal doet. Het is een eentonig, rustig bestaan. Hij staat vroeg op, verzorgt het jongvee, melkt de koeien, voert kippen, zorgt voor zijn schapen en voor zijn twee ezels. Op een dag besluit hij vader op zijn oude jongenskamer te installeren. Diens oude slaapkamer maakt hij voor zichzelf in orde en hij knapt ook meteen maar de woonkamer op.

Langzamerhand kom je meer te weten over Helmers leven. Hij is deel van een tweeling, maar zijn broer Henk is op 19-jarige leeftijd verdronken. Helmer was zijn broer echter al kwijt toen die een vriendinnetje kreeg. Dat verlies is hij nooit teboven gekomen. Door de dood van zijn broer moet Helmer zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde opgeven om vader op de boerderij te helpen. Als later zijn moeder sterft  (Ze kreeg de hartaanval toen ze onder de douche stond. Het was dus op een zaterdag.) is hij alleen met vader. Ze kunnen het samen niet vinden. Vader is een knorrige man, die eerder beveelt dan vraagt en die sowieso altijd meer met Henk had.
Nu is die oude man totaal afhankelijk van Helmer. Deze lijkt aanvankelijk op wraak uit. Toch groeien ze naar elkaar toe. Heel langzaam, heel subtiel. Ik kan het het beste met citaten aantonen. Vooral omdat het de taal is, veel meer dan het verhaal, die dit boek zo prachtig maakt.
15        Als ik de deur wil dichtdoen, roept hij: ‘Dorst.’
‘Ik heb ook wel eens dorst.’
26        Het begint hier nu echt te stinken, terwijl ik het raam steeds op het haakje heb. Als hij weigert te verdwijnen, zal ik hem moeten wassen.
Als die wasbeurt er dan toch van komt: God nog aan toe, zijn geslacht wordt stijf.
77        ‘Vanavond boerenkool?’
‘Lekker,’ zegt vader. Hij kijkt verheugd. Het is onverdraaglijk.
113       ‘Lekker,’ zegt hij verheugd (over paling deze keer). Het blijft onverdraaglijk, maar toch is het minder erg dan anders.
144       ‘Niet te veel drinken, als je drinkt moet je pissen.’
‘Ik weet ook wel dat ik af ben.’
En tegen het einde van vaders leven:
217       ‘Het is zo’n gemodder, leven. Omdat Ada met een verrekijker naar jou keek, en jij naar Ada, is ze hier al weken niet meer geweest.
227       Vader wil een ei. Dat betekent zijn dood. Hij heeft al weken niet gegeten.
‘Ik breng je later een ei.’
231       ‘Het is bijna voorbij,’ zegt vader
‘Ja,’ zeg ik, denkend aan eerder vandaag. Het raam staat wagenwijd open.
Ik verbeter mezelf. ‘Ja?’
‘En ik heb geen voorjaar, maar zelfs een zomer.’
‘Eet je je ei nog op?’
‘Straks. Ik ga er eerst nog even naar kijken.’
Later:
Hij staart nog steeds naar het ei, een beetje angstig nu.
‘Zal ik de boel opdoeken, vader?’
‘Doe maar, jongen. Doe maar.’ Hij pakt het taartbordje met een klauwhand van het nachtkastje en zet het op zijn schoot. Het ei rolt op de deken. ‘Dood is dood,’

 

 

 

Uitgeverij Cossee,
2009 (2006), 264 pp


  zegt hij. ‘Weg is weg, en dan weet ik van niks meer.’ Hij graait haar het ei en legt het netjes terug op het bordje. ‘Je moet het zelf maar bekijken.’
Ik sta op. Hem het ei zien eten kan ik niet.

Er komen nog wel andere personen voor in het boek. Helmer herinnert zich met liefde Jaap, de knecht, die hem opving toen Henk verkering kreeg. Er is buurvrouw Ada met haar zoontjes Teun en Roland. Ook neemt Riet, Henk toenmalige verloofde opeens contact op. Ze wil haar puberende zoon, ook Henk genaamd, bij Helmer laten werken omdat de jongen zijn bed niet uitkomt.

Opvallend vind ik de afwezigheid van gedachtebeschrijvingen. Zeker, Helmer twijfelt, is onzeker, weet vaak niet waarom hij iets doet. Maar zelden hoor je hem dat denken of zeggen. Hij gaat naar boven, wil bij zijn vader naar binnen gaan en besluit dan zich om te draaien en gaat weer naar beneden. Waarom hij niet naar binnen gaat, krijg je niet te horen. Er is actie of de afwezigheid daarvan. Zo ook als vader om het eitje vraagt waarvan Helmer weet dat vader eraan zal overlijden. Er zit de nodige tijd tussen het verzoek om en het brengen van dat eitje. Je mag aannemen dat erover nagedacht is. Maar het is aan de lezer om dat in te vullen.

Het boek gaat verfilmd worden. Dat moet makkelijk zijn zo zonder mologue intérieure. Ik hoop dat ze de lichtinvallen goed overnemen. Die beschrijvingen vind ik zo prachtig en zo typisch Hollands. Vooruit, nog maar een paar citaten:
15        Een raamvormig blok zonlicht beschijnt het glas van de kast, en het licht weerkaatst op het schapenschilderij, dat nu een stuk minder somber is.
19        Nu is het leeg en blauwgrijs in beide kamers en komt het licht binnen in horizontale banen.
31        Een heldere decemberochtend waarop alles heel kaal en scherp is.
78        Via het trapgat valt vaag wat licht uit de bijkeuken op de overloop.
161       Vorig jaar om deze tijd zei Teun ‘Ook dood hout is mooi.’ Hoe hij daarbij kwam weet ik niet, en bomen en planten zonder bladeren zijn niet dood, maar hij had gelijk. Laag zonlicht op kale takken is mooi, laag zonlicht op grauwe schapenruggen is mooi.
227       Het tuimelraam ligt op het noorden en dat zorgt voor vreemd licht in het nieuwe kamertje. Alleen in juni en juli komt de zon er binnen, laat in de avond.

Tot slot nog een paar citaten die wat mij betreft zo door Gerard Reve geschreven hadden kunnen zijn:
21        Moeder was een ongehoord lelijke vrouw.
44        Het is een goede begrafenis: de dragers laten de kist zakken en er wordt aarde in de kuil gegooid door de vrouw en dochters van Arie.
211       Met vader kan Henk het goed vinden. ‘Hoe staat het met het sterven, meneer van Wonderen,’ vroeg Henk opgewekt.
‘Heel goed,’ antwoordde vader, al even monter, maar zacht.

Een bijzonder boek.
Juli 2009
 

 
Alessandro Baricco - City

 
  Het is moeilijk om zo maar even te vertellen waar dit boek over gaat. Het bestaat uit nogal wat verhalen. Maar de belangrijkste personages zijn toch wel Shatzy Shell en de 13-jarige Gould. Shatzy werkt bij een uitgever waar ze telefonisch moet enquêteren of de moeder van een populaire stripheld eruit geschreven moet worden of niet. Ze krijgt een mysterieus telefoontje van Gould die vertelt over zijn vrienden Diesel en Poomerang. Shatzy raakt gecharmeerd van hem. Gould is een wonderkind dat al naar de universiteit gaat. Hij vindt Shatzy ook aardig en neemt haar in dienst als kindermeisje. Zijn vader, een generaal die eens in de week belt, vindt het ook goed en zo leert Shatzy diverse professoren kennen. Ze kopen een gele caravan om de wereld in te trekken, maar dan besluit Gould toch op te stappen naar een andere universiteit.
Daarnaast is er het verhaal van de bokser Larry Goldman. Gould luistert altijd naar dit verhaal op de radio wanneer hij op de wc zit. Ook zijn er verschillende professoren met hun zeer gespecialiseerde theoriën en merkwaardigheden. Het enige verhaal dat je ‘af’ zou kunnen noemen, is het verhaal van Closingtown, een stadje in het Wilde Westen. Dit verhaal wordt door Shatzy verteld, want zij zou graag een western maken.

Ik vond het een heerlijk boek. Ik snap de recensent uit de NRC niet. Wat mij betreft had het nog wel even door mogen gaan. Het is zo levendig, zulke smuldialogen, zoveel fantasie en tegelijkertijd zo dichtbij huis over simpele dingen als een naaldhak op straat of ‘een mooie radio, een oud model (...) Er stonden allemaal namen van steden op het glas aan de voorkant, en als je aan de knop draaide, kon je een klein oranje staafje verplaatsen, zodat het over de hele wereld reisde” of televisies van plastic die op hout lijken of tafels die van plastic lijken maar van hout zijn. Of gele caravans waar je treurig van wordt. Meteen al het begin, de proloog, de enquête waar het publiek beslist over leven en dood van een stripverhaalpersonage. Nou ja, ik vind dat ongelooflijk grappig.Heerlijke scènes ook in de hamburgertent met al die verplichte ongevraagde ellende of het Chinese restaurant waarin een meisje met stokjes moet eten alsof het leven van haar vader ervan afhangt.
Het deed me denken aan vroegere optredens van Freek de Jonge (nu kijk ik er nooit meer naar): allemaal absurditeiten, afdwalingen, hak-op-de-takverhalen en dan heeft opeens toch alles met alles te maken. En ik weet dat er alleen gebokst wordt wanneer Gould op de wc zit, maar toch word ik zo meegesleept door die boksverhalen dat ik ervan schrik als bijvoorbeeld de treinconducteur op de wc-deur klopt en om een plaatsbewijs vraagt. Terwijl ik echt helemaal niks met boksen heb. Ik moest erg lachen toen Gould op een gegeven moment de Russische griep had, zo’n griep waardoor je helemaal leeg liep vanbinnen: De carrière van Larry Gorman kreeg er een onverwachte en, zoals we zullen zien, beslissende impuls door.

Waarom er trouwens steeds van zwaarweltergewicht gesproken wordt, is me een raadsel. Het schijnt wel een bestaande boksterm te zijn, maar in het Italiaans staat gewoon ‘medio massimo’ wat simpel halfzwaargewicht is. Toen viel me ook die hele zin op. In het Italiaans staat steeds een lekkere herhaling van mooi: Un BEL fisico, da medio massimo, una BELLA faccia, non da pugile, una BELLA famiglia, su ai quartieri alti. De herhaling van: een MOOI lijf (...) een MOOI gezicht, niks van een bokser, een MOOIE familie, uit de betere wijken. (Nou ja, ongeveer dan, ik ben geen vertaalster.)
 

 

 

De Geus, 2000
349 pagina's



  In het Nederlands wordt dat dan een vlaklopende zin als: Goedgebouwd, zwaarweltergewicht, een fijngevormd gezicht, geen boksersgezicht, en afkomstig van een goede familie uit de betere wijken.

Tot halverwege heb ik er het Italiaans bijgehouden, daarna (toch een beetje haast) heb ik het er alleen af en toe naast gelezen. Maar op het eind stond iets wat ik niet begreep, en daar is echt een vertaalfout gemaakt. Bird is dan begraven en er is een mariachi (straatmuzikant) ingehuurd. Deze moet dan van de dorpsbewoners vertrekken: Hij begreep de boodschap van die tegenzang (geweerschoten), steeg op zijn muilezel en sneed het touw door. Maar hij was wel een eerlijke mariachi, en hij hield niet op met zingen... En ik denk: hij sneed het touw door??? Er staat dus ‘corda’ en ja, dat is touw, maar het is ook ‘snaar’, dus hij houdt gewoon op met gitaar spelen, maar niet met zingen.

Ik zal niet beweren alles gesnapt te hebben. Vaak vind ik boeken mooier als ik het niet helemaal vat. Maar ik moet wel het GEVOEL hebben dat er wat te snappen valt, dat ik me iets moet afvragen.
Zo wist ik pas toen het gezegd werd dat Poomerang en Diesel verzonnen vrienden waren. En dan vraag ik me af waarom verzint Gould een reus en een dove als vriend. Dat ik daarop geen eenduidig antwoord op weet te geven, stoort me niet. Bij Diesel kan ik me nog wat voorstellen. Gould is eigenlijk nooit klein geweest (zegt Shatzy). Diesel: Ik denk dat ik te groot ben om iets van de wereld te kunnen zien, als ik groot ben.
En een dove? Gould zegt niet veel. Maar ja, dat is niet echt een verklaring. Wel levert het weer leuk absurde passages op. Poomerang is graag onder water: het is fantastisch zoals je daar beneden kunt praten. Alleen jammer dat er nooit... dat er bijna nooit iemand is.

Ergens tegen het einde, waar Shatzy haar western vertelt, vroeg ik me af: aan wie vertelt ze dit nu? En dat bleek dan Goulds moeder Ruth te zijn. En opeens bedacht ik me dat het hele verhaal wel eens door Ruth (opgenomen in een psychiatrisch vepleegtehuis) verteld zou kunnen worden.
En die western zelf, ook zo mooi. Als Shatzy antwoord moet geven op de vraag wat leuk was in haar jeugd, vertelt ze over de Tentoonstelling van het Ideale Huis. Dat vond ze fantastisch. En als ze dan een ijskast hoort dichtslaan, een droge klak, een perfect geluid, dan moet ze huilen. En wat hoor je als de klok in Closingtown op gang wordt gebracht: een KLAK.
Van die dingen, kijken wat er allemaal van het verhaal terugkomt in de western, daar smul ik van.

En waarom gaat Gould weg? Geen idee. Maar is het belangrijk? Ruth zegt: Ik bedoel, of je al vanaf het begin weet hoe het zal aflopen, of dat je daar pas later achter komt, stukje bij beetje. Ik heb nooit westerns gemaakt. Een keer heb ik een kind gemaakt. Maar dat is een raar verhaal. En daarvan had je echt geen flauw idee hoe het zou aflopen.

Het enige wat ik Baricco kwalijk neem is dat als hij zegt dat hij ze zal missen, hij ze godverdomme ook niet dood of weg had moeten schrijven, want nu ga IK ze missen.
september 2000
 

 
Alessandro Baricco - Novecento

 
  Novecento - voluit Danny Boodmann T.D. Lemon Novecento - is op een oceaanstomer te vondeling gelegd. Daar is hij gevonden door de matroos Danny Boodmann die hem zijn naam heeft gegeven en T.D. Lemon naar de doos waarin hij lag. Omdat er een grootse finale aan de naam ontbreekt en het kind gevonden worden in het eerste jaar van de nieuwe eeuw, wordt er ‘Novecento’ aan toegevoegd.
Novecento ontwikkelt zich tot een wonderbaarlijk pianist die onbestaande muziek speelt. Maar nooit zet hij een voet aan vaste wal, zijn klanken zijn alleen op de oceaan te horen.
Het is een simpele, maar wondermooie vertelling.
Novecento´s verhaal wordt verteld door trompettist Tim Tooney die jaren met Novecento samenspeelde.

Het valt me moeilijk om over het hoorspel iets op te schrijven. Ik had het zo graag positief willen doen, maar het lukt me niet. De eerste twee keer dat ik de cd beluisterde, heb ik er de originele (Italiaanse) tekst naast gelegd. Dat had ik waarschijnlijk niet moeten doen. Want dat levert alleen maar meer lagen op: eerst de vertaling en dan het waarschijnlijk van de vertaling gemaakte hoorspel.
Het viel me in ieder geval op dat de nodige passages werden overgeslagen.
Dat was niet altijd storend, maar soms wel. Ook de pauzes werden anders gelegd dan in de originele regieaanwijzingen. Dat waren meestal wel goed gekozen momenten.

Mijn eerste ergernis aan de tekst was helemaal aan het begin al waar Amerika vrouwelijk wordt gemaakt: ‘Er was er altijd wel eentje, eentje die als eerste haar zag’. Even later wordt ook de zee vrouwelijk gemaakt: ‘en dan doet de zee verder wat ze met je wil.’ Het lijkt erop dat het vrouwelijk maken van woordgeslachten tegenwoordig als verzorgd taalgebruik geldt, maar ik vind het niet klinken.

Een voorbeeld van een storende weglating: als de baby gevonden wordt, wordt er gezegd: ‘Hij vond hem in een kartonnen doos (muziekje), hij was hooguit 10 dagen oud, hij huilde niet eens, hij lag daar gewoon, stilletjes, in die doos.’ In het origineel wordt daaraan toegevoegd ‘met open ogen’. Ik snap niet waarom dat wordt weggelaten. Die ogen spelen een belangrijke rol:
Novecento ziet er de wereld mee, hij leest de wereld af aan de mensen op het schip, niet alleen hun verleden, zelfs hun toekomst. Als hij piano speelt lijkt hij altijd strak voor zich uit te kijken, maar nee dat is niet zo, hij reist, hij bezoekt de plaatsen die de passagiers bezocht hebben of gaan bezoeken.

Een algemeen bezwaar tegen de vertelstem is dat die overbeschaafd is. Dat voelt fout aan voor een verhaal dat zich op zee afspeelt. Het haalt ook alle humor weg die in de geschreven tekst wel degelijk aanwezig is. Verder is de stem over het algemeen ingehouden, zelfs als er in de regieaanwijzingen ‘schreeuwen’ of ‘roepen’ staat en de tekst in kapitalen wordt geschreven.
Een echte fout is de stem van Danny Boodmann. Hij is een neger van enorme afmetingen en wanneer hij met zware stem de vondeling begroet (Hello Lemon) klopt dat ook. Maar als iemand later een reclamefoto laat zien waarop een latino de citroenen van Tano Damato aanprijst, heeft hij opeens een zuinig stemmetje ‘wat, wat is dat voor ’n mietje?’ Om even verderop weer met zijn authentieke stem in het Amerikaans de namen uit een paardenrace hardop voor te lezen.
 

 

 

Feltrini, 1999
eerste druk 1997
62 pagina's

novecento
  De muziek en andere geluiden zijn wel mooi gekozen. Zo is de muziek achter de stem bij het sterven van Danny Boodman prachtig. Novecento leest Danny op zijn sterfbed de uitslagen van de paardenrennen voor. Danny sterft bij de zesde koers. Weggelaten is: ‘feit is dat hij er niet in slaagde om niet te lachen om die namen, en lachend legt hij het loodje.’ Omdat deze zin niet zo goed bij die treurmarsmuziek kan ik er vrede mee hebben.

Het hoorspel wordt pas levendig als Novecento het pianoduel aangaat met Jerry Roll Morton, de uitvinder van de jazz. Mooi opzwepend, spannend verteld. Dat geldt ook voor de dans van de piano met de oceaan tijdens een storm. En voor de vallende schilderijen: de stem zegt pats, heel kort, en tegelijkertijd hoor je dan een trompetstoot.

Onbegrijpelijk vind ik dan weer de volgende passage: Novecento wil eindelijk van boord omdat hij de zee wil zien. Dat heeft hij van een boer gehoord. De originele tekst beschrijft een stukje van het harde leven van deze boer. De hoorspeltekst herhaalt alleen belachelijk vaak ‘een boer? een boer? een boer?’ met een stem vol ongeloof.

Al met al denk ik dat een hoorspel of een andere bewerking van een boek dat me dierbaar is aan mij niet echt besteed is. De beelden en geluiden die ik me tijdens het lezen voorstel, zullen altijd mooier zijn. Wat een onbevangen toehoorder van deze cd zal vinden, kan ik natuurlijk niet meer beoordelen.

En het hoesje van de cd? Tja, er staat een schip op. En een eenzame man die in zee lijkt te staan. Weinig fantasievol.

Grappig toeval: terwijl ik zat aan te hikken tegen deze bespreking, verscheen er in de NRC een bespreking van een nieuwe uitgave van het werk van Jelly Roll Morton. Hoe Baricco deze ‘uitvinder van de jazz’ neerzet in Novecento komt helemaal overeen met het beeld dat opgeroepen wordt in deze krantenbespreking.

Jaren eerder schreef ik over het boek onder meer:

Het boekje -Novecento- heb ik meteen uitgelezen.
Het is dan ook maar 62 pagina's en gezet in een grote letter.
Ik heb ervan genoten. En niet alleen van de muziek, die je inderdaad hoort. Ook van de taal en de humor. Af en toe zat ik echt hardop te lachen.
Alleen al het hoe 'Danny Boodmann T.D. Lemon Novecento' aan zijn naam komt is zo prachtig.

Een simpele zin als 'Staccò un blues che avrebbe fatto piangere anche un macchinista tedesco' brengt een grote grijns op mijn gezicht. Er staat dan dan zoiets als: hij barstte los in een blues die zelfs een Duitse machinist aan het huilen zou brengen. Maar het woord -staccò- heeft dan de ook muziekterm staccato in zich (ik kan dat niet vertalen, maar je voelt het wel als je het leest). En in contrast daarmee het woord piangere (huilen) dat uitgesproken wordt met inderdaad een lange huilerige a.

December 2005
 

 
Alessandro Baricco - Zijde

 
  Op de achterflap staat: Zuid-Frankrijk, 1861. Door een onverklaarbare ziekte onder zijderupsen in Egypte en Klein-Azië moet Hervé Joncour zijn handel naar Japan verleggen. Daar raakt hij onder de bekoring van een geheimzinnige vrouw van wie hij bij het afscheid een briefje in zijn hand gedrukt krijgt: 'Kom terug, of ik ga dood.' Vanaf dat moment groeit er een even vreemde als intense relatie tussen de handelaar en de vrouw met de niet-oosterse ogen.

In 65 hoofdstukken, die soms maar uit een paar regels bestaan, wordt het verhaal van Hervé verteld. Deze reist in de negentiende eeuw viermaal naar Japan om eieren voor de zijdespinnerijen te kopen. Door een vreemde ontmoeting met een vrouw wiens stem hij nooit zal horen, wil hij steeds naar Japan terug, stervend van heimwee naar iets wat hij nooit zal beleven, maar toch niet ongelukkig met zijn leven en vrouw in Frankrijk. De symboliek van vogels, volières, kleine blauwe bloempjes en Japanse ideogrammen speelt een hoofdrol in deze geschiedenis waardoor het bijna meer op poëzie dan proza lijkt.

Ik heb boek met eerbied gelezen. Het is een prachtig, klein, gebonden boekje met een kaft, zacht als zijde.
Van binnen is het ook mooi.

 

 

 

De Geus 1997
120 pagina's

zijde
  Er is niet alleen witte muziek, waarmee de stilte gespeeld wordt, er is ook een witte liefdesgeschiedenis, die zich in stilte afspeelt. Want Baricco kan me nog meer vertellen, ik vind het wel degelijk een liefdesgeschiedenis.

De reizen naar Japan worden steeds herhaald, je zou die kunnen overslaan (stilte), de bewoordingen zijn identiek, op één zinnetje na, en dat is de naam die door de mensen van die plek gegeven wordt aan het Bajkalmeer.

Erg mooi is het beeld van de vogels. Hara Kei zegt dat de mensen uit de vlucht van de vogels hun toekomst kunnen lezen. Hoe anders was dat bij Joncourt thuis. Zijn vader schoot met pijl en boog op vogels en uit de vlucht van de pijl kon je je toekomst leren kennen.
Ook geven oosterse mannen om de trouw van hun geliefden te eren geen sieraden maar verfijnde, prachtige vogels. En als Joncourt op een dag de volière van Hara Kei leeg aantreft zegt deze dubbelzinnig “Ze komen wel weer terug. Het is altijd moeilijk om weerstand te bieden aan de verleiding om terug te keren, nietwaar?”
En ze zijn teruggekeerd.
Twee dagen later ziet Joncourt duizenden vogels rustend in de bladeren en hij schiet zes keer in de lucht. Wat hij ziet is verwarring. Wat zegt dat over zijn toekomst?
mei 1999
 

 
Amy Bloom - Away
 
  New York 1924. Lillian Leyb staat in de rij om als naaister te worden aangenomen bij het Jiddische theater aan de Lower East Side. Met wat leugens en lef lukt het haar. Al snel is ze het liefje van de bloedmooie Meyer Burnstein. Maar dat is slechts buitenkant. Meyer is homo en haar feitelijke minnaar is Meyers vader Reuben. Nu hoeft ze niet langer bij tante Frida op een gedeelde kamer te slapen. Toch wordt ze iedere nacht gillend wakker om haar in Rusland uit jodenhaat afgeslachte familie.

Dan hoort ze van een nichtje, ook gevlucht naar de USA, dat haar dochtertje Sophie nog in leven is en in Siberië zou verblijven. Zonder geld of begeleider komt een tocht over land naar Siberië neer op zelfmoord. Maar Lillian is niet te stoppen.
De enige die haar helpt is Yaakov, Reubens beste vriend. Via hem kan ze als verstekeling met de trein naar Seattle reizen. De spoorwegman verlangt daar natuurlijk wel iets voor terug.

In Seattle ontmoet ze het hoertje Gumdrop die zich over haar ontfermt. Het loopt mis als ze samen het door Gumdrops neef en pooier ontvreemde geld terugstelen. Lillian vlucht per schip naar Canada. Daar ontmoet ze de jonge weduwnaar Arthur Gilpin, die haar ook al onder zijn hoede neemt: hij zet haar een half jaar in de gevangenis. Als ze vrijkomt, is het beter weer om door te reizen naar Dawson City.


 

 

 

Amy Bloom – Away
Random House, 2008
(eerste druk 2007), 272 pp

kaft Away

  In de gevangenis komt het tot een vriendschap met de uit China afkomstige Chinky. Vreemd genoeg volgt er dan een hoofstuk (O Beautiful City) waarin het verhaal van Lillian onderbroken wordt en de verdere levensloop van Chinky verteld wordt. Waarom? Waarom dan niet ook die van Gumdrop of Arthur Gilpin?

Na een liefdevol afscheid van Arthur en diens nieuwe vrouw Lorena (die haar leert kaarten) vervolgt Lillian haar tocht. Ze volgt het gebied langs de Telegraph Trail, aanvankelijk per ezel, later te voet. Het is een barre tocht. Meer dood dan levend, met bevroren en ontstoken voeten bereikt ze Refuge Cabin Number Nine waarheen John Bishop zichzelf verbannen heeft. John is een stugge man die niet echt zat te wachten op een vrouw onder de luizen en infecties. Maar hij verzorgt haar wonden, wast haar haar en geeft haar te eten. Vroeg in de morgen vertrekt Lillian, ze móét verder. Maar ze keert om en John wacht op haar.
Het boek is dan bijna ten einde, maar in dat kleine laatste stukje las ik een zeldzaam mooie liefdesgeschiedenis.

Misschien was het nodig om Chinkys verdere verhaal te vertellen, ook al viel dat buiten Lillians waarneming, om zonder al te veel ‘stijlbreuk’ ook Sophies levensverhaal nog even in vogelvlucht te bespreken.Deze lezer zou het in ieder geval erg onbevredigend hebben gevonden als ze niet wist of Sophie inderdaad nog leefde of niet.
Juni 2009