"The sun came out after the war and our world went Technicolor. Everyone had the same idea. Let's get married. Let's have kids. Let's be the ones who do it right." Het is 1962, Canada. Jack en Mimi McCarthy rijden met hun twee kinderen, Mike en Madeleine naar Jacks nieuwe standplaats: Centralia, een luchtmachtbasis in Ontario. Het leven is mooi, de oorlog is al een tijdje afgelopen, de opbouw was een succes, er heerst een grenzenloos optimisme. In Centralia zijn bijna alle woningen hetzelfde. Niemand blijft er lang. De mannen worden na een bepaalde tijd altijd weer overgeplaatst. Het gezin is eraan gewend geraakt. De kinderen maken altijd makkelijk nieuwe ‘eeuwige’ vriendschappen. De inburgering, het dorp, de omgeving, de mensen, alles wordt gedetailleerd beschreven. Soms werd het me te veel. Niet de details, maar de allesoverheersende braafheid. De mannen zijn goede huisvaders en echtgenoten, ze zijn rechtvaardig en geloven in hun werk. De vrouwen zien er altijd uit om door een ringetje te halen, ze weten zelfs in de rotzooi van een verhuizing nog de heerlijkste taarten te bakken en overvloedige maaltijden op tafel te zetten. Daarom is die Technicolor World uit het motto ook zo mooi getroffen: een perfecte film. Maar die perfectie wordt wat rafelig en het duurt niet lang of er ontstaan onherstelbare scheuren. Madeleine moet van haar leraar March vaak nablijven op school. Er is een apart nablijfgroepje. Ze moeten dan zogenaamde lichamelijke oefeningen doen om hun concentratie te verhogen. Al snel heb je door dat die meisjes door de leraar misbruikt worden. En Jack wordt benaderd door een oude vriend en vlieginstructeur Simon. Deze vraagt hem een Russische geleerde op te vangen totdat deze geleerde naar de VS kan komen. Jack voelt zich vereerd, hoewel de klus en de geheimhouding tegenover Mimi hem zwaar vallen. Maar het is voor de goede zaak! Het is de tijd van Koude Oorlog. Er is de Varkensbaai, de dreiging van Cuba, er zijn kernraketten opgesteld, er is communistenvrees. En na enkele tegenvallers op ruimtevaartgebied is men vastbesloten dat het een Amerikaan moet zijn die als eerste een voet op de maan zet. En dan gebeurt wat op de eerste pagina aangekondigd werd en waarop ook de titel slaat: Claire, het dochtertje van een Amerikaanse collega-officier die tijdelijk op de basis gestationeerd is, wordt vermoord gevonden. De kraaien in het nest bij de alarmsirene op de basis hebben het allemaal gezien. |
Ann-Marie MacDonald
|
Ricky, de geadopteerde zoon van een van de onderwijzers aan de school, de Joods-Duitse Henry Froelich, was het laatst met Claire gezien en dan vindt zijn hond ook nog eens haar lichaam. Jack heeft Rick op het tijdstip van de moord gezien. Hij zou zijn onschuld kunnen bewijzen. Maar die getuigenis zou de geheime missie van Simon schaden. En als Henry Froelich dan opeens verdwijnt, weet Jack wel hoe laat het is. Hij zwijgt. Het tweede deel van het boek speelt zo’n twintig jaar later. Madeleine is 32 en een populaire comédienne. Ze woont samen met Christine. Alles gaat voor de wind. Maar de relatie met Christine verslechtert en Madeleine krijgt ‘paniekaanvallen’. Haar therapeute dwingt haar alles wat ze onder het tapijt geveegd heeft naar boven te halen. En dat lukt. De luchtmachtbasis bestaat dan al lang niet meer. Dus het was wel even schrikken toen opeens die alarmsirene afging. Gemeentewerkers hebben hem weggehaald en meteen ook maar het kraaiennest. De motto’s boven ieder hoofdstuk zijn vaak grappig: Amerikanen zijn tevreden met wat ze hebben en daar willen ze nog meer van. Of: Leraar: ‘Het wordt tegenwoordig steeds moeilijker om kinderen het alfabet te leren.’ Andere leraar: ‘Dat klopt. Ze denken allemaal dat de V na de T komt.’ En: Het beste advies: trek uw wangen op. Doe dit door een heel klein beetje te glimlachen. De gezichtsspieren krijgen dan een duwtje omhoog, de mondhoeken krullen op en de spieren van het voorhoofd ontspannen. Ook zijn er nogal wat motto’s afkomstig uit Alice in Wonderland. Die gaan er dan meestal over dat Alice er zo moe van wordt nooit te weten wie ze straks nu weer zal zijn. De rattenvanger van Hamelen die alle kinderen, behalve het manke meisje, in zijn grot lokte, wordt geregeld genoemd. En de grot zelf, de grot Dora waar de nazi’s Joodse slaven gebruikten voor het werk aan de B2-bommenwerpers, de grot ook waar de geleerden werkten die later allemaal naar het Westen zijn gehaald om mee te werken aan ruimtevaartprogramma’s en de bewapeningswedloop. Met name het eerste deel geeft een prachtig tijdsbeeld. Des te herkenbaarder omdat ik maar zo’n 1 à 2 jaar ouder ben dan de hoofdpersoon. April 2009 |
De Chinees van Henning Mankell is voor mij een mislukte onderneming. In een gehucht in Zweden worden negentien lichamen gevonden. Allen bejaard en gruwelijk afgeslacht, op een jongen van 12 na, die met een enkele messteek gedood is. Al snel blijkt dat al deze doden familie van elkaar zijn. Elders in het land leest rechter Birgitta Roslin over deze moorden in de krant. Haar oog valt op een foto die haar bekend voorkomt. Zij blijkt verwant te zijn aan de uitgemoorde familie: haar moeder was de geadopteerde dochter van de bejaarde Brita en August Andrén. Het komt goed uit dat Birgitta in de ziektewet loopt wegens een te hoge bloeddruk, of all things! Ze reist af naar het gehucht en doet belangrijke, ogenschijnlijk irrelevante, ontdekkingen. En ze vindt een dagboek van een ‘oudoom’. Tot zover leest het boek lekker weg. Op pagina 127 begint dan deel 2. We zijn opeens in het jaar 1863 en in China. Daar heerst grote armoede en veel Chinezen die naar de grote stad trekken worden ontvoerd om enkele jaren als slaaf in de USA te werken aan de aanleg van de spoorlijn van oost naar west. De uiterst wrede opzichter bij dit werk is de oom in wiens dagboek Birgitta aan het lezen is. In deel 3 zijn we dan weer terug in Zweden bij Birgitta Roslin. Haar bloeddruk is nog niet laag genoeg, dus zij kan met een vriendin van vroeger mee naar China. In dit deel wordt er veel gezeurd over de vroegere maoistische idealen van de twee vriendinnen en het weinige dat daar nu nog van over is. De lezer weet inmiddels al lang door wie de moorden gepleegd zijn en waarom. Eenmaal in China lijkt het weer wat spannender te worden allemaal, vooral ook door de ongeloofwaardige stommiteiten van Birgitta. Maar die spanning wordt tenietgedaan door een fikse hoeveelheid Chinese geschiedenis. Op zich best interessant, maar als ik daarover iets wil weten, lees ik beter een ander boek. |
Henning Mankell Uitgeverij De Geus, 2008, |
In China begint een nieuwe spanningslijn. De machtige Ya Ru en zijn zus Hong Qui staan in politiek opzicht tegenover elkaar. Voor Hong Qui betekent dat een levensbedreigende situatie. Ook deze spanningslijn wordt geweld aan gedaan. Eerst moeten we luisteren naar een 5 uur durende toespraak waarin het verleden van China en de toekomstplannen uiteengezet wordt. Een van die plannen behelst de verplichte emigratie van miljoenen ontevreden Chinese boeren naar vruchtbare, onontgonnen gebieden in het lege Afrika. Hong Qui ziet hierin alleen maar een nieuwe kolonisatie van Afrika. Zowel Ya Ru als Hong Qui maken deel uit van de delegatie die in Zimbabwe de fundamenten voor deze volksverhuizing moet leggen. Er volgt dus weer een geschiedenisles over de heerschappij van Ian Smith en een terechtwijzing aan de westerse landen die Mugabe alleen maar zwart maken omdat ze het nooit hebben kunnen verkroppen dat Rhodesië als kolonie verloren is gegaan. En passant wordt er dan nog een uitstapje naar Mozambique gemaakt zodat ook de Portugese koloniale geschiedenis even behandeld kan worden. Ik heb nog 100 pagina’s te gaan in het boek. Ik hoop niet dat er nog een reisje naar Rusland in de planning staat. Het is voor mij een veel te ‘globaal’ boek, globaal in alle betekenissen van het woord. Daar komt bij dat het een erg slordige vertaling/uitgave is. ; Op pagina 89: toen de Runskår schipbreuk leek... Op pagina 158: Als hij wakker daarna werd was hij nog steeds... Dit boek durf ik niet eens in de ruildoos te doen... schreef ik in december. Inmiddels heb ik het boek uit. Het laatste deel - Chinatown, Londen - om nog maar eens een geografisch uitstapje te maken, was dan uiteindelijk toch weer behoorlijk spannend. Dus vooruit, toch in de ruildoos. januari 2009 |
Prachtig, verontrustend, soms walgelijk, soms liefdevol, spannend en op het eind zelfs humoristisch. Het boek verdient meer aandacht dan een snelle opsomming in de reeks vakantieliteratuur. Pi, die de onhandige naam Piscine Molitor Patel draagt, groeit op in een dierentuin. Hij is een pientere jongen met een oprechte belangstelling voor het goddelijke. Van huis uit is hij Hindu, maar zijn ontmoeting met een priester maakt hem tot een christen. Een latere ontmoeting met een islamiet bekeert hem eveneens tot de islam. Hij maakt geen keuzes, hij is het alledrie. En het toverwoord voor al die godsdiensten is liefde. Dan gebeurt er van alles waardoor de vader van Pi zich genoodzaakt ziet de dieren te verkopen en naar Canada te emigreren. Het schip met alle dieren aan boord lijdt schipbreuk en zinkt. Het overgrote deel van het verhaal beschrijft hoe Pi samen met de Bengalese tijger Richard Parker hulpeloos over de oceaan dobbert. Hoe hij het klaarspeelt niet verscheurd te worden, moet iedereen zelf maar lezen. Maar met Pi, speet het me erg dat Richard Parker uit ‘ons’ leven verdween. |
Yann Martel Canongate Books 2002 |
De vorm is een verhaal binnen een verhaaltje. Een schrijver met een ‘writer’s bloc’ vertrekt naar India om te kunnen schrijven. Hij ontmoet daar iemand die over Pi vertelt. Pi’s verhaal zou maken dat je in God gaat geloven. Dus de schrijver zoekt Pi op in Canada en tekent het verhaal in diverse sessies op uit zijn mond. Een mooi moment daarin vond ik dat Pi kinderen blijkt te hebben en de schrijver denkt dan: dit verhaal heeft een happy end. Aan het eind van het verhaal zijn dan de transcripties van een interview met de Japanse rederij van het vergane schip opgenomen. Ze geloven zijn verhaal niet, dus Pi geeft ze een ander verhaal. Welke van de twee de echte geschiedenis weergeeft, weet je niet. Maar mét de Japanse reders vind ik het zojuist gelezen verhaal het mooist. En het feit dat hij met 227 dagen op zee de langstlevende schipbreukeling is, blijft! Een indrukwekkend boek dat een omvangrijkere bespreking verdient. Maar ja, gelezen in de vakantie. juni 2009 |
Op pagina 473 van dit boek staat: 'Heb de afgelopen veertien dagen in de muziekkamer doorgebracht met het omwerken van mijn fragmenten van dit jaar tot een 'sextet voor overlappende solisten': piano, klarinet, cello, fluit, hobo en viool, elk in zijn eigen taal qua toonsoort, toonschaal en klankkleur. In het 1ste deel wordt elke solo onderbroken door zijn opvolger; in het 2de deel wordt elk onderbroken fragment hernomen, in omgekeerde volgorde. Revolutionair of goedkope truc?' In deze zin beschrijft de componist ook de compositie van het boek. Het is dus niet moeilijk om te raden dat het muziekstuk Wolkenatlas heet. Het eerste hoofdstuk is getiteld Het Polynenisch dagboek van Adam Ewing en is dan ook geschreven in de vorm van een dagboek. Het bevat wel datums maar geen jaartal. De vertelling begint in Nieuw-Zeeland. De Maori´s hebben de Moriori's tot slaaf gemaakt. Een van de wetten van de Moriori's is dat zij geen mensen mogen doden. Een mooie wet, maar als je buurvolken niet diezelfde wet hebben, kom je in de problemen. Adam (!) is een advocaat uit San Francisco. Hij wacht op de reparatie van het schip om zijn reis voort te kunnen zetten. Hij lijdt aan hoofdpijnen, maar gelukkig raakt hij bevriend met de Engelse arts Henry. Deze vertelt hem dat hij die hoofdpijnen wel kan genezen en tot Adams opluchting besluit Henry mee te gaan als arts van de kapitein. Op het schip ontdekt Adam een verstekeling in zijn hut. Het is Autua, een gevluchte Moriori-slaaf. Ze zijn doodsbang voor de kapitein maar Autua blijkt een capabele matroos, dus dat loopt goed af. De sfeer aan boord is grimmig. De zeelieden zijn geen watjes. Maar Adam begint zijn medicatie en de hoofdpijnen lijken af te nemen. En dan opeens eindigt het dagboek, midden in een zin. Het tweede verhaal heet Brieven uit Zedelghem en is uiteraard geschreven briefvorm. Het jaar is 1931, de plaats is België. De hoofdpersoon is de Engelsman Robert Frobisher. Hij schrijft de brieven aan zijn homoseksuele vriend Rufus Sixsmith, een wetenschapper. | David Mitchell Querido Amsterdam, |
Het volgende hoofdstuk draagt de titel Halveringstijden. Het eerste mysterie Luisa Rey. Het speelt zich af in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De inmiddels oudere wetenschapper Sixsmith, die een belastend rapport heeft geschreven over een kerncentrale, ontmoet onderzoeksjournaliste Louisa Rey. Maar zijn bazen willen de vuile was uiteraard binnenhouden. Dit verhaal heeft vaart en leest als een thriller. Ook dit verhaal houdt opeens op. Natuurlijk op een heel spannend moment. Naar aanleiding van dit hoofdstuk heb ik the Bridge of San Luis Rey van Thornton Wilder herlezen. Dan komt het hoofdstuk De afgrijselijke beproeving van Timothy Cavendish. Dit hoofdstuk speelt in het heden. Cavendish is een uitgever die eindelijk het boek van zijn leven heeft uitgegeven. Hij loopt binnen. Maar helaas, hij komt geheel ten onrechte vast te zitten in een bejaardentehuis. Niet voor niets wordt in het hoofdstuk verwezen naar One Flew Over the Cuckoo’s Nest. Maar in tegenstelling tot Jack Nicholson uit de film, is Cavendish maar een zeurpiet. Het volgende hoofdstuk, Een orison van Sonmi-451, is science fiction. Het heeft de vorm van een ondervraging. Somni-451 is een in massaproductie vervaardigd personage/robot. Zij is serveerster in een wereld waarin consumeren het allerbelangrijkste is. Zij weet te ontsnappen en sluit zich aan bij de rebellen. Maar ze wordt opgepakt en dit verhaal is dan het verhoor. Sonmi-451 leest veel, onder andere George Orwell en Aldous Hunxley. Ook is er sprake van de verfilming van een bizar verhaal, getiteld De afgrijselijke beproeving van Timothy Cavendish. Een aangrijpend hoofdstuk over verregaande consumptie en het daarmee oprukkende doodland. Verbijsterend dat kennelijk alleen nog een stukje van Korea heeft kunnen overleven en wetende dat ook dat niet lang meer zal duren. In het middelste verhaal, Sloosha’s crossin’ en alles daarna, wordt de afloop van het vorige hoofdstuk verteld. Sonmi wordt als een godheid aanbeden. Het is het verhaal van ná de val van de beschaving. Het is prachtig hoe de taal is meegesleurd in die val: ‘Ziele steke eeuwen over zo as wolke de lucht over steke en hoewel de vorm noch de kleur noch de omvang van ‘n wolk ooit’t zelfde blijf, is’t toch’n wolk en zo is’t ook met ‘n ziel. Wie kan zegge waar de wolk vandaan geblaze komt of waar morge de ziel zal zijn? Alleen Sonmi ‘t ooste en’t weste en ‘t kompas en d’atlas, ja, alleen d’atlas van de wolke.’ Ook dit volk heeft weer de wet dat er geen mensen gedood mogen worden. Kan dat goed gaan? In de hierna volgende hoofdstukken wordt teruggegrepen op de onafgemaakte verhalen van de eerdere hoofdstukken. Te beginnen met Een orison van Sonmi-451 en uiteraard eindigend met Het Polynenisch dagboek van Adam Ewing. |
Aan dit boek ben ik twee keer begonnen. De eerste keer snapte ik er helemaal niets van. Ik dacht dat het aan het Engels lag en ik had geen woordenboek bij de hand. Toch liet het me niet los. Dus onlangs maar eens opnieuw begonnen. | David Mitchell Sceptre, 2001, |
Na veel avonturen en zijsprongen staat Miyake dan eindelijk oog in oog met zijn vader. Om zich vervolgens niet bekend te maken. Deze man verdient het niet zijn vader te zijn. Hierna breekt letterlijk de hel weer los. Miyake raakt in grote problemen door een tyfoon. Hij overleeft het. Ai vertelt hem door de telefoon dat er niets over de tyfoon in de krant stond omdat er op dat moment een duiven- en kraaienplaag was in Tokyo. Er is weliswaar nog een laatste hoofdstuk, getiteld ‘Nine’, maar dat bevat slechts lege pagina’s. Het liet mij toch met een onbevredigd gevoel achter. Ik meen ergens in het boek iets gelezen te hebben over de negende droom en die zou het einde betekenen. Ik was dus al blij dat Miyake in het voorlaatste hoofdstuk maar acht dromen had. Moet ik het nu als een goede afloop opvatten dat de negende droom oningevuld blijft? Iets anders wat ik mis, is dat de lezer niet te horen krijgt of de maffia nu wel of niet is opgerold. De Japanse pers komt regelmatig in beeld als volkomen onbetrouwbaar: lezers moeten eerder in slaap sukkelen bij het nieuws dan opgeschrikt worden. Het hele boek is trouwens ook te lezen als een eerbetoon aan Haruki Murakami. In Murakami’s boeken is altijd sprake van een (vergeefse) zoektocht naar een verloren persoon. Wanneer Miyaki denkt dat zijn laatste uur heeft geslagen vraagt hij zich af wat er gebeurde met de man die onderin een droge put zat zonder touw. Een rechtstreekse verwijzing naar Murakami’s Opwindvogelkronieken. Gelukkig komt Mitchells eigen onovertroffen Wolkenatlas ook nog ergens ter sprake. En zo is er ongetwijfeld nog veel en veel meer, zo belezen ben ik (gelukkig?) niet. En dan natuurlijk de titel: Number9Dream, een titel van een song van John Lennon. In één van Miyaki’s dromen ontmoet hij John Lennon. Gevraagd naar de betekenis van die song zegt John het zelf ook niet te weten. Wel, David Mitchell heeft er dít van gemaakt. Een rijk boek. Bij herlezing levert het ongetwijfeld nog veel meer op. Ik ben er stil van. |
Ik lees niet graag Nederlandse boeken, en zeker niet als ik er allerlei negatiefs over heb gehoord/gelezen. Maar van dit boek heb ik genoten. Het onderwerp is niet vrolijk. Er gaat een liefde kapot. De hoofdpersoon verdrinkt in haar verdriet. Een vreselijk mooi hoofdstuk is het hoofdstuk waarin ze door Amsterdam wandelt en ondergronds al haar overleden vrienden voelt. Ondanks dat alles vond ik het behoorlijk humoristisch. Niet op een manier van hardop lachen. De hoofdpersoon is uitsluitend bezig met haar liefdesverdriet. Het is haar derde mislukte relatie en voor haar is daarmee haar leven mislukt. Dat is het enige wat haar bezighoudt. En nee, dat klinkt niet humoristisch. Maar terwijl zij alleen maar bezig is met dit verdriet, gebeurt er ook nog een heleboel. Veel eigenlijk voor iemand die haar deur gesloten houdt voor iedereen en geen telefoon meer opneemt. |
Doeschka Meijsing Querido 2008 |
Het vertellen van die gebeurtenissen alsof ze er helemaal niet toe doen, want er is iets veel belangrijkers, namelijk VERDRIET, maakt het geheel humoristisch, alsof ze ondanks alle oprechte gevoelens toch wil zeggen: het is maar liefdesverdriet hoor! En ook lijkt het alsof de hoofdpersoon door deze mislukte liefde (en andere gebeurtenissen) met haar neus op haar allereerste, grote, onbereikbare liefde gedrukt wordt. Wat mij betreft: niks mis met dit boek. Met de titel ook niet. Eerste onbereikbare liefde, drie andere liefdes, alledrie verschillend, maar daarom niet minder oprecht. In mijn ogen meer een afrekening met het sprookje van DE WARE. En als er nog een moraal in zou zitten, dan is dat VRIENDSCHAP. juni 2008 |
Alweer zo´boek dat ik nog lang niet uit heb. Het leent zich ook niet om snel uit te lezen. Net als De kleine deugden van Natalia Ginzburg is dit boek een verzameling autobiografische schetsen en miniatuurtjes. De dag nadat Morriën heeft gehoord geen longkanker te hebben, loopt hij langs een etalage met horloges: Hier zag ik ineens, in een van de glazen kasten, een horloge met zwarte wijzers op een lichte wijzerplaat. Ja, dat horloge koop ik, dacht ik. Ik heb nu weer de tijd. Het boek verscheen in 1996. Adriaan zou nog 6 jaar de tijd krijgen. Hij overleed op 7 juni 2002, precies 2 dagen na zijn 90e verjaardag. Ik hoop dat hij over al die tijd heeft kunnen zeggen: Het liefkozen gaat mij nog altijd gemakkelijk af. Het heeft geen zin om een korte samenvatting van dit boek te maken, ook niet als ik het uit zou hebben. Vandaar slechts wat aangestreepte citaten. Het lichaam is de ziel beschrijft zijn streng gereformeerde opvoeding. Uit het subhoofdstukje ‘Uit volle borst’: Ik had liever iets anders geneuried, bijvoorbeeld liederen van Schubert, Schumann, Mahler, Theo Loevendie, Peter Schat, maar als jongetje heb je het niet voor het zeggen, of zingen, nog afgezien van de ongelukkige omstandigheid dat ik van de liederen van die componisten nog nooit had gehoord, terwijl mijn opvoeders me met psalmengezang om de oren sloegen. Dit hoofdstuk bevat veel meer fraais: Adriaan mocht niet naar de film, naar voetballen of anders plekken des verderfs. Niettemin heeft hij Johan Cruyff in een van zijn eerste wedstrijden (als invaller) zien spelen en is heeft hij hem in de acht jaren daarna gevolgd. Verder vertelt hij over zijn boek Alissa en Adrienne, een boek dat hij schreef na de geboorte van zijn dochters. Morriën heeft na 1980, toen dit boek voor het eerst zelfstandig in druk verscheen, nogal wat reacties ontvangen. Een jongeman wilde zijn kind naar aanleiding van dat boek Adrienne noemden. Het werd een Adriaan. |
Adriaan Morriën De arbeiderspers |
Op die manier heb ik ook een petekind gekregen, een plaatsvervangende kleinzoon, zodat ik mij althans een nominale grootvader mag noemen. Plantage Muidergracht bevat uitsluitend miniatuurtjes. Een paar stukjes daaruit. Wat hij op haar tegen had, was dat zij niets elegants in haar gevoelens had. Gisterenmiddag liep ik in de Jodenbreestraat en dacht: hier loop ik nou met mijn ontroering in de Jodenbreestraat. De situatie: een grijsaard probeert op alle mogelijke manieren zijn kat naar buiten te lokken. Maar die komt niet en de man gaat weer naar binnen. De poes leek er niet erg van onder de indruk te zijn. Hij maakte een eind aan zijn ochtendtoilet, sprong van de vensterbank, rekte zich en keek om zich heen, alsof hij dacht: Wat zullen we nu eens doen? Het kwam mij heel verwant voor. Ik hield een betoog tegen twee vrienden, of mannen die ik voor vrienden hield, en aan wie ik duidelijk probeerde te maken wat in Italië nu eigenlijk zo prachtig is. Het licht op een bepaald uur van de dag, vlak voor zonsondergang, wanneer het al bijna ademloze zonlicht de gevels nog slechts aait of strijkt. Het waren juist de gelovigen die mij in mijn ongeloof hebben bevestigd en gesterkt. Tot zover. Misschien dat ik ooit nog in de boekje verder ga, maar het liefst doe ik dat in het zonnetje…. okober 2008 |
[wat tussen * * staat zijn citaten uit het boek] De oude Helena schrijft tegen het einde van haar leven nog steeds ‘brieven’ in haar schriftjes. Deze laatste brief is gericht aan Rachida, de jonge vrouw van Marokkaanse afkomst, die haar, immer opgewekt, verzorgt. Waar schrijft ze over? Ze schrijft over wat bij haar binnenkomt. *Herinneringen kan ik ze niet echt noemen, want ik doe niets, ze overkomen me.* Je zou het ook kunnen zien als bladeren door een fotoalbum, alleen zijn de foto’s in de album niet steeds in de goede volgorde opgeplakt. Zelfs zou ik bijna zeggen: het boek IS een fototentoonstelling. De foto’s beslaan dan de periode vlak vóór, tijdens en vlak ná de Eerste Wereldoorlog. Je ziet de baleinen die vrouwen uit de gegoede burgerij destijds overeind hielden, je ziet loodkraaltjes in zomen om kleding in de kast kreukvrij te houden. Je ziet straten die bevolkt werden door wandelende mensen, andere straten waarin het zogeheten plebs zich vermaakte, straten vóórdat de auto alle ruimte opeiste. Dat alles in een niet met name genoemde stad in België. Ik meen ergens gelezen te hebben dat het Gent was. Dan zie je de foto’s van het Scheef Kasteel, ergens in Noord-Frankrijk. De moeder van de schrijfster is daar geboren. Het heet Scheef Kasteel omdat het half pretendeert een kasteel te zijn, maar verder een boerderij is. Dat gebouw staat daarmee symbool voor het ‘tussenstadium’ waarin het milieu waaruit Helena afkomstig is, zich bevindt. Ze verwoordt het als: *Het milieu waarin ik opgroeide nam in zekere zin het plichtsbesef van de hoogste klassen over, het eergevoel van de adel, maar zonder de hypocrisie die het leefbaar maakte. En van het werkvolk ‘beneden ons’, uit wier midden we niettemin ooit opgeklommen waren, hadden we het noodgedwongen gewroet en harde labeur omgesmeed tot een ideaal van vlijt en nijverheid, maar dan zonder de ontladingen die tijdelijk alle moraal of plicht vernietigden.* Helena begint te vertellen over haar moeder: Voor haar was *het onvergeeflijkste wat een levende de doden kon aandoen ze laten spreken, ze kunnen zich niet verweren tegen wat je hun in de mond legt.* Dat doet Helena natuurlijk wel. Haar moeder hield niet van dat geschrijf en van dichters moest ze al helemaal niets hebben: *‘Het leven is simpel,’ zei ze me eens. ‘Ik heb er geen dure woorden voor nodig. Het is de vaat doen. Een mens maakt borden vuil, wast ze schoon, wrijft ze droog, bergt ze weg, haalt ze weer uit de kast, maakt ze vuil, wast ze schoon, wrijft ze droog, bergt ze weg en haalt ze weer uit de kast, en op een dag valt de hele stapel uit je handen.’ Ze zweeg, sloeg de ogen neer en nam een slok van haar thee. Ik had geen weerwoord, toen. Ze was een geboren dichteres.* Die ene zomer vertrekken moeder Helena en haar broer Edgar op 28 juni 1914 naar het Scheef Kasteel. Bij het overstappen horen ze dat de kroonprins van Oostenrijk vermoord is. Oom meent dat die moord wel ‘gedoe’ zal geven. En dan breekt dat ‘gedoe’ natuurlijk goed los. Vanuit het kasteel kijkt Helena door ooms telescoop over de vlakte. Oom zegt: ‘Daar gaat de geschiedenis’. Helena vindt het prachtig. En oom: ‘Prachtig maar jammer.’ Andere uitspraken over wat oorlog nu eigenlijk is die me troffen: Oorlog is de verbijstering dat het niet iedere dag regent. Oorlog is ook het voorbijtrekken van massa’s jonge mannen. En elke vrede is een interbellum. En: ‘Vrede,’ zuchtte mijn oom gelaten. ‘Als het geld op is, of het volk opstandig wordt. Of omgekeerd: het volk opraakt en het geld onrustig wordt. |
Erwin Mortier De Bezige Bij, 2008 |
In het etablissement waar ze vaak iets nuttigen zijn bijna geen burgers meer te zien. Op een dag zijn daar vlakbij explosies, alles trilt. Helena krijgt een hysterische lachbui. Ze wordt gerustgesteld door een Britse oorlogsfotograaf, die haar man zal worden. * Hij moet de oorlog fotograferen maar hoe leg je de nervatuur vast van een ontreddering die niet alleen door de bodem trekt, maar door miljoenen die zijn achtergebleven zonder zonen, vaders, broers, verloofden, echtgenoten?* Broer Edgar heeft zich vrijwillig gemeld als frontsoldaat. Over de loopgraven zegt hij later: * We aten grond en we spraken grond, en we scheten grond en we waren grond, een zak botten en vel met grond gevuld. Het was maar een kwestie van tijd voor we zouden scheuren en leeglopen, en dan had de aarde haar zin. En als je maat naast je op de brits gaat verliggen en even met zijn knie in je dij stoot terwijl zijn voeten een plek naast de jouwe zoeken, op de plank onder de smerige, van modder verzadigde deken die je met hem deelt, kan hij evengoed dood zijn. Even dood als de knie of schouder, de arm of het been in de smurrie boven het afdak dat de toegang tot het schuilgat afschermt en waarop je de kluiten en de ledematen hoort dansen. Je denkt:hoe lang nog, wanneer dansen we even levenloos mee, of zijn we het al? Als je dat gruwel noemt, dan weet je niet wat gruwel is. Gruwel is de aarde an sich zo je wilt, die van de honderd mannen die tussen de trechters achter je aan zeulden over de paden en de nauwe planken op weg naar de eerste linies er dertig of veertig onderweg heeft opgeslokt zonder kreet of zucht.* Over België schrijft ze over de bewoners van begijnhoven; je kunt ze kantwerk zien maken: *een ragfijn weefsel dat niet alleen in al zijn draden, maar nog het meest waar die draden ontbraken, het wezen van de mystiek uitdroeg, en als dusdanig een der grootste verwezenlijkingen belichaamde van het kunstzinnig genie van de mensheid. * En daarna: * Op een plaats waar zo exuberant en alomtegenwoordig de kunst van het ontbreken werd beoefend, moest vroeg of laat wel iets als België geboren worden.* Maar er is natuurlijk ook de leegte in het landschap. Kerktorens en huizen verdwijnen, de bewoners ook. Er resten puinhopen, leegte. De taal van dit boek is wondermooi. Je wordt gedwongen regelmatig zinnen twee keer te lezen en dus is het extra genieten. Twee keer kreeg ik tranen in mijn ogen. De eerste keer in een hoofdstuk waarin oom de rol van de officiële omroeper (die steeds vaker bezopen is) op zich heeft genomen om moeders te vertellen dat hun zoon dood is. Op sommige adressen moet hij vaker dan één of zelfs twee keer langs. * Je ziet haar in de achterkeuken met een bassin op de schoot zo verwoed aardappelen schillen dat ze hen helemaal tot krullen herleidt. Ze kijkt niet eens op als je binnenkomt. Wat doe je dan? Je gaat aan haar tafel zitten en je zwijgt en je wacht.* In september 1917 gaan Helene en haar moeder naar Panne om Edgar in het hospitaal te bezoeken. Matthew, Helena’s aanstaande is daar ook. Moeder wilde niet meer dat zij hem zag en Helena gaat er dan ook vanuit dat moeder niet weet dat hij daar is. Maar: *‘Je weet toch, kind,’ zei ze ineens ‘dat ik je mee heb gebracht zodat je hem kon zien?’ Ze slikte. ‘En ik kan je je niet zien opvreten van onrust, Hélène. Ik ben geen onmens.’* Ook hier kreeg ik tranen in mijn ogen. Helena zelf heeft ook een zeer moeizame relatie met haar – inmiddels overleden – dochter. Daar wordt zuinig informatie over verstrekt en ik snap er ook niet veel van: de puurste liefde en de puurste haat, ik kan er niks tussenin ontwaren, zelfs niet na alle jaren waarin deze ‘brief’ geschreven wordt. mei 2009 |
Misschien schrijft (schreef) Murakami steeds dezelfde boeken. Er is een echtgenote die hem, laten we hem X noemen, want het kan natuurlijk niet de schrijver zelf zijn, plotseling verlaat. Er is een vrouw, niet per se de echtgenote, naar wie X op zoek is. Er is onvrede met zijn werk en daarom keert X de wereld even de rug toe: hij heeft geld genoeg om het even uit te zingen en door niet te werken kan X zich openstellen voor alles wat er op hem afkomt en hij heeft geen enkel probleem daarop te wachten. Net als in The Wind-up-Bird Chronicles (WBC) heeft hij een raadsman. Nu is het de Schapenman die hem vertelt dat hij moet dansen, dansen, dansen. X begrijpt de raad niet, maar hij blijft – al wachtend – in beweging. Net als in de WBC is er ook nu een jongere vrouw, beduidend jonger nu, 13 jaar, over wie hij zich ontfermt waardoor zij haar leven weer op het spoor krijgt. Met name, lijkt me, juist omdat hij de wereld de rug heeft toegekeerd en mensen in hun waarde weet te laten. Ook nu een kafkaesk hotel (X leest nu ook Kafka’s Proces, ik kan niet wachten zijn Kafka on the Shore te lezen). Waar in WBC de zwager van de hoofdpersoon een – in zijn ogen – malafide politicus is, wil X nu helemaal niks meer met politiek te maken hebben. Het is verkiezingstijd, maar dat interesseert hem niet. Wat niet wegneemt dat zijn kritiek op het vigerende systeem herhaaldelijk verwoord wordt. Al op pagina 19 staat: The fact that Japan bought Phantom jets from America and wasted vast quantities of fuel on scrambles put an extra spin on |
Haruki Murakami
|
the global economy, and that extra spin lifted capitalism to yet greater heights. If you put an end to all the waste, mass panic would ensue and the global economy would go haywire. Waste is the fuel of contradiction, and contradiction activates the economy, and an active economy creates more waste. En we hebben allemaal gezien waar dat toe leidde. Geen idee of Murakami nog leeft en schrijft, maar ik zou hem nu graag in weer zo’n boek zijn mening horen uiten over de productie van duurzame goederen. Ik denk namelijk dat hij echt een net zo goede verslaggever is als zijn hoofdpersoon. Waar in The Wind-up-Bird Chronicles het verhaal begint met de verdwijning van een kat, begint Dance Dance Dance zo ongeveer met de dood en begrafenis van een kat. Daar zit een vooruitwijzing in, maar ik verklap niks. Ook hier weer ruimtes waarin door muren gelopen wordt, een grensgebied tussen droom en werkelijkheid of tussen fantasie en fictie. En nee, dat kan ik niet goed plaatsen, maar ik geef me er compleet aan over en dat voelt goed. Een Amerikaanse uitdrukking voor een geheim is het hebben van ‘skeletons in the cupboard’. In dit boek is er zelfs een hele kamer vol mee. En er gaan inderdaad personages dood, een paar worden ook vermoord. Kortom, weer een heerlijke Murakami, en nu nog spannend ook! februari 2009 |
De afgelopen dagen ben ik helemaal in beslag genomen door mijn eerste Murakami: The Wind-up Bird Chronicle. Wat een fantastisch boek. Ik wil niet beweren greep te hebben gekregen op de twee ‘realiteiten’ die in het boek voorkwamen. Evenmin op de diverse personages met hun vreemde gaven. Maar dat gaf helemaal niet. Het was alsof ik er zelf in werd meegesleurd: gewoon iets wat gebeurde, daar kon je verder weinig aan veranderen. De beginzin alleen al zoog me het boek in: ‘When the phone rang I was in the kitchen, boiling a potful of spaghetti and whistling along to an FM broadcast of the overture to Rossini’s The Thieving Magpie, which has to be the perfect music for cooking pasta.’ Wat gebeurt er al meteen veel in deze zin. En wat een vragen meteen ook al. Is de vrouw die opbelt met haar erotische voorstellen Kumiko, zijn echtgenote die op het punt staat hem te verlaten? En is de hoofdpersoon zelf een schaduw van de fluitende ober in het hotel met de kafkaeske gangen? Grappig vond ik de beschrijvingen van wat iedereen aan had. Normaalgesproken hou ik daar helemaal niet van. Maar Murakami weet daarmee in een paar woorden een heel beeld op te roepen, ik vond het steeds leuker worden. Natuurlijk was niet alles leuk. Er komen uitgesproken gruwelijke scènes in voor, ik wil me die gewoonweg niet herinneren, zo vreselijk waren ze. |
Haruki Murakami Vintage Books London |
Ik houd veel vragen over. Maar de antwoorden zijn niet zo heel erg belangrijk. Het boek beschrijft een zoektocht naar de kern van je eigen wezen. Eigen en andermans verledens maken daarvan deel uit. En ook veel duistere krochten. Die moeten allemaal doorleefd worden om tot die kern te raken. De helderziende die de man een leeg doosje nalaat, de naar eilanden genoemde vrouwen met hun voorspellende talenten, het buurmeisje met haar voorliefde voor pruiken en doodsobsessie, de vrouw Nutmeg en haar zoon Cinnamon die de man kleden en hem in staat stellen op de bodem van een put te gaan zitten. Het zijn allemaal stadia die de man door moet om zichzelf en daarmee waarschijnlijk zijn vrouw te hervinden. Naar twee dingen ben ik toch wel benieuwd. Kumiko's broer, de geslepen en boosaardige politicus, doet vrouwen iets aan. Maar niet iets fysieks, althans niet bij zijn eigen zus. Wat doet die man? En welke betekenis heeft het dat Toru Okada de brieven van May nooit ontvangt. En waarom ontvangt hij ze niet? Maar er zijn nog veel meer vragen: waarom worden al die gruwelijke oorlogsherinneringen opgehaald? Waar staan water en waterstromen voor? Wat moet ik me voorstellen bij iemand die dusdanig onthecht raakt dat hij nog slechts een lege container is? Zoals gezegd, het geeft allemaal niet. De lezer accepteert alles en geniet! maart, 2008 |
Op 17 januari 1995 werd de havenstad Kobe getroffen door een aardbeving; twee maanden later verspreidden religieuze terroristen een dodelijk gifgas in de Tokiose metro. In 2001 komt Murakami´s verhalenbundel ‘After the Quake´uit. In eerste instantie viel het me tegen dat het een verhalenbundel was. Ik was erg onder de indruk van The Wind-Up-Bird-Chronicle en had wel weer zin in zoiets lekkers. Gelukkig trof ik voldoende elementen uit dat boek aan in de diverse verhalen. En bovendien blijft zijn schrijfwijze gelukkig hetzelfde. Hij speelt het klaar om alledaagse dingen, of het nu opstaan, aankleden, koffie zetten, koken of een blikje bier opentrekken is, op een niet-alledaagse manier op te schrijven. Hoewel geen van de personages uit deze verhalen uit Kobe afkomstig is of er familie heeft wonen, draaien alle verhalen toch om deze gebeurtenis die letterlijk de grond onder de voeten van de Japanners haalde op een moment dat het ze in economisch opzicht voor de wind ging. Andere elementen die terugkeren zijn: een gevoel van opgeslotenheid, nachtmerries en tot inzicht of berusting komen. Twee verhaaltjes om een idee te geven, het ene mooi, het andere gek. All God´s Children Can Dance Yoshiya (25 jaar oud) wordt wakker met een vreselijke kater: His head felt as it had been stuffed with decaying teeth during the night. Hij woont nog bij zijn moeder. Zij is 42, maar lijkt 35, ziet er goed uit en het kost Yoshiya moeite dat te negeren, vooral omdat moeder vaak vrijwel zonder kleren in huis rondloopt en zelfs wel ’s nachts bij hem in bed kruipt. Over zijn vader kreeg hij altijd alleen maar te horen dat dat God was. Zijn moeder gebruikte altijd voorbehoedsmiddelen, het moest de wil van God dus zijn. Op de middelbare school kondigt hij aan niet meer in God te geloven: hij voelt zich door zijn vader verlaten. Dan vertelt zijn moeder hem dat zijn vader de dokter is die haar tot twee keer toe aborteerde en die de derde keer niet geloofde dat hij de vader kon zijn: After all, the doctor was a professional, whose contraceptive methods were beyond reproach. Maar… de man miste zijn rechteroorlel. Die was ooit afgebeten door een hond. Die ochtend ziet Yoshiya in de metro een man zonder oorlel. Hij volgt hem de verre buitenwijken van Tokio in, maar verliest hem dan uit het oog. |
Haruki Murakami Vintage Books London |
Op dat moment bevindt hij zich bij een honkbalveld. Hij loopt het veld op en begint te dansen. Zijn vriendin zegt altijd dat hij danst als een superfrog. En dat doet hij nu ook: hij zwaait met zijn armen en beweegt zijn benen alle kanten op. As he went on with these dancelike motions, his body began to warm and to recover the full senses of a living organisme. Before long he realized that his headache was all but gone. Al dansend denkt hij aan zijn vriendin, aan zijn moeder, aan Mr Tabata die hem lang geestelijk bijstond. Dan knielt hij neer op de plek van de pitcher“Oh God,” Yoshiya said aloud. Super-Frog Saves Tokyo Katagiri komt thuis op een dag en treft daar een twee meter hoge kikker aan. “Please call me Frog”, zegt deze iedere keer als Katagiri hem Mr Frogg noemt. Katagiri is een eenzame, ondergewaardeerde man. Hij werkt op de rotste afdeling van een bank van lening: het incassobureau. In dat werk ontmoet hij ruw volk, maar bang is hij niet. Hij lijkt niet veel om zijn eigen leven te geven. De Kikker zegt hem dat Tokyo getroffen zal worden door een ergere aardbeving dan die in Kobe en dat Katagiri hem moet helpen dat te voorkomen. Katagiri zelf hoeft niet met de Wurm te vechten, hij hoeft alleen maar Kikker moed in te spreken. Het is een zeer belezen kikker overigens. In zijn pogingen Katagiri over te halen hem bij te staan in zijn gevecht, citeert hij naar hartelust Nietzsche, Joseph Conrad, Tolstoj en Dostojewski. Maar dan gebeurt het onverwachte: de dag voordat de Wurm zal toeslaan, wordt Katagiri neergeschoten. Hij wordt wakker in het ziekenhuis. Tokyo staat nog overeind. Was alles maar een droom? Maar dan zit Kikker opeens bij zijn ziekbed. Kikker vindt het fijn dat Katagiri zich niets van het gevecht herinnert. The whole terrible fight occurred in the area of imagination. That is the precise location of our battlefields. En Kikker vertelt hem van het vreselijke gevecht. Ze hebben de Wurm niet kunnen verslaan, maar wel de aanval op Tokyo kunnen afwenden. Dan begint Kikker uit elkaar te vallen. Als de verpleegster binnenkomt is hij al helemaal weg. Smiling, the nurse towelled the sweat from his forehead. “You were very fond of Frog, weren’t you, Mr Katagiri?” “Locomotive,” Katagiri mumbled. “More than anybody.” The he closed his eyes and sank into a restful, dreamless sleep. oktober 2008 |