Marlene van Niekerk
Agaat

 

Querido,
Amsterdam 2007
579 pagina's

vertaald door Riet de Jong-Goossens

 

 

kaft Agaat

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Audrey Niffenegger

Her Fearful Symmetry

Vintage Books
London, 2010
© 2009
486 pages

 

kaft niffenegger

 

 

 

 

 

AGAAT
Onlangs Agaat van Marlene van Niekerk uitgelezen. Een magistraal boek dat het leven, de ziekte en de dood van een Zuidafriaanse grootgrondbezitter (vr) beschrijft. De vrouw, Milla de Wet, lijdt al vier jaar aan de spierziekte ALS. In het eerste hoofstuk probeert ze nog met bovenmenselijke inspanning en een ingewikkelde contraptie de letter k op papier te krijgen. Na het staande stokje valt haar hand krachteloos neer. Hoe kan Agaat in deze l nu de k van kaarten zien, de kaarten van Grootmoedersdrift die Milla nog zo graag een keer zou zien. Of wist Agaat het al lang en wilde ze Milla alleen maar pesten door het zogenaamd niet te begrijpen.

In de eerste hoofdstukken wordt per hoofdstuk een alledaagse handeling beschreven: slikken, wassen, tanden poetsen, poepen, haren knippen, allemaal martelingen voor de verlamde vrouw. Voor de lezer is het fijn dat ze per hoofdstuk beschreven worden want als je je bedenkt dat veel van deze handelingen iedere dag of zelfs meermalen per dag plaatsvinden, wordt het je echt te veel.
Mij werd het sowieso te veel toen ik hoorde dat mijn zwager niet lang meer te leven had. Het kwam allemaal te dichtbij, vandaar dat ik er zo lang over heb gedaan om het boek uit te kunnen lezen. Nu is het dan uit, aan Milla’s lijdensweg is een eind gekomen, aan dat van mijn zwager ook. Even slikken, en verder met het boek.

De structuur van het boek is uitdagend, het is even doorbijten om te snappen hoe alles in elkaar zit, maar daarna vallen langzamerhand alle puzzelstukjes van de levens van Milla en Agaat in elkaar. Het boek begint met een proloog waarin d e gedachten beschreven worden die Jakkie, Milla’s zoon, heeft wanneer hij in het vliegtuig zit op weg van Canada naar het sterfbed van zijn moeder in Zuid-Afrika.

Daarna begint ieder hoofdstuk met de situatie in het heden: Milla totaal verlamd op bed en alleen in staat via oogcontact te communiceren met Agaat die haar verzorgt. Dan volgt een stuk dat verteld wordt in de jijvorm. Hierin vertelt Milla over haar leven, haar slechte huwelijk, haar moeilijkheden op de ‘plaas’, de rampen met het vee, de branden, de moeite om zwanger te raken, en dat alles dus in de jijvorm.

Dan zitten er in ieder hoofdstuk stukjes uit de dagboeken die Milla is gaan schrijven toen Agaat op de plaas kwam wonen. In deze dagboeken gebruikt Milla nauwelijks interpunctie en laat ze ook veel klinkers weg. Die dagboeken worden door Agaat aan Milla voorgelezen, hoewel Milla de opdracht had gegeven ze te verbranden. Het onderwerp van deze dagboekjes is voornamelijk Agaat. Er zijn 3 bundeltjes met zo’n 20 boekjes. Agaat begint te lezen uit het boekje dat begint op 20 april 1960. Milla is op dat moment hoogzwanger van Jakkie. De dagboekfragmenten lopen dan door tot juli 1979. Pas later in het boek leest ze voor uit de eerste reeks, beginnend op 16 december 1953, Agaat was toen 4 of 5 jaar oud, en eindigend op 7 juli 1960.

Tot slot heeft ieder hoofdstuk een cursiefje. Daarin wordt het begin en het verloop van de ziekte ‘beschreven’. In ieder cursiefje is de ziekte wat verder gevorderd. Van prikkels in de vinger naar het woord 'Pasen' niet kunnen zeggen. Van lijsten maken om spullen op te ruimen naar een wilsbeschikking. Van looprekken naar rolstoelen naar het bed en naar de dood. Ik zette ‘beschreven’ tussen aanhalingstekens omdat het veeleer Milla’s voortijlende gedachten zijn, opsommingen van op het eerste gezicht onbegrijpelijke beelden.

Het boek eindigt met een epiloog. Zoon Jakkie is na de begrafenis van zijn moeder op de terugweg naar Canada. Pas in de epiloog krijg je het verhaal te horen dat Agaat altijd aan Jakkie vertelde. Milla mocht het nooit horen. Het is het verhaal van hoe Agaat op Grootmoedersdrift terecht is gekomen, verteld door Agaat zelf. De lezer heeft hiervan uit de dagboekjes wel steeds stukjes vernomen, maar het werkelijke drama wordt pas in al zijn omvang duidelijk in dit verhaal. En dan zou je eigenlijk het boek het liefst opnieuw gaan lezen.

Het eigenlijke onderwerp van het boek is de relatie tussen Milla en Agaat. In eerste instantie lijkt Agaat gewoon Milla’s zwarte huishoudster, maar al snel gaat er iets wringen. Dit is geen baas-diensterverhouding. Langzamerhand wordt duidelijk dat Agaat de vaak wrede, soms ook liefdevolle, behandeling die zijzelf als kind onderging, kopieert in haar verzorging van Agaat. Enkele voorbeelden want het zijn er erg veel. (Letterlijke citaten uit het boek zet ik tussen asterixen.)
Helemaal in het begin, op Milla’s laatste verjaardag, wordt ze opgemaakt voor haar bezoek: *Ik zag eruit als een blauwkopsalamander, witte vlek tussen mijn ogen, die ik daar altijd krijg sinds zij me opmaakt, als waarschuwing tegen het spioneren, om me te herinneren aan wat ik niet had moeten zien daar met mijn hoofd tegen de gekalkte vensterbank van de buitenkamer.* Op het eind van hoofdstuk 8 krijgen we dan pas te horen wat het was dat Milla niet mocht zien.
Hoofdstuk 2 beschrijft uitgebreid de moeite die Milla heeft met slikken. *Ze wrijft, tijdens de inademing, zachtjes tegen mijn keel omhoog, in kleine cirkelbewegingen, en op de uitademing strijkt ze omlaag, laag, laag om te proberen het laatste beetje van mijn slikreflex te versterken. Toen Milla Agaat pas had, staat er in het dagboekje: *Ik moet haar dwingen te eten, haar tussen mijn knieën vastklemmen, met de ene hand de kaken openforceren, lepel tussen de tanden duwen, tjoep, snel de mond dichtdrukken. Met de andere hand op de keel wrijven zodat ze wel moet slikken.* Een bijna identieke situatie wordt beschreven als de stier Hamburg een medicijn krijgt toegediend: *Je had op de gevoelige punten, op de speekselklieren, gedrukt. De kaken gingen een eindje van elkaar. Je had de hefboom een stand lager gezet om de kop nog een paar graden verder op te tillen, de lip opgelicht en de slang op het tandvlees achter de kauwkiezen op de tong gelegd. Slikken! had Agaat gezegd.* (Dit is tevens een fraai voorbeeld van hoe de stukken in de jijvorm eruitzien.)
Als Milla’s tanden gepoetst moeten worden, krijgt ze eerst stalen apparaat in haar mond geschoven waarmee haar kaken van elkaar gekrikt worden. En dan komt het poetsen met de elektrische tandenborstel: *Ik doe mijn ogen dicht. Ik voel hoe Agaat mijn bovenlip van mijn voortanden wegtrekt. Het kan een halfuur duren of vijf minuten. Dat hangt ervan af. Als ze tranen ziet, wordt ik gestraft.* Toen Agaat bij Milla kwam: *Ik heb zomaar alle melktanden laten trekken bij de polikliniek voor bruine mensen daar naast de kamers van de oude Kriek. Keel opgezet, beslist niet stom. Ze verdoven daar niet.*
Over de eerste wasbeurt die Milla Agaat geeft: *Bij de vijver had je de vodden van het kind over haar hoofd getrokken. (…) Je had haar neergezet, was voor haar gaan staan en had haar van de oever getrokken. Je had haar onder de armen vastgehouden en erin getild. Bij de eerste aanraking met het water hoorde je het piepgeluidje weer, maar deze keer zachter en krachteloos.* Als Agaat Milla dan zo’n 45 jaar later wast: *Ze is bezig de wasbeurt voor ons allebei gemakkelijker te maken met een spannend verhaal en ze zal de ontknoping uitstellen tot we klaar zijn. Ze zal ermee komen bij wijze van beloning. Triomfantelijk. Als troost. Voor de ontbloting, Voor de schaamte. Voor de blauwe voeten. Voor de geweldige kunst die het is om een halfdood mens als een heel mens te behandelen.*
In hoofdstuk 13 worden Milla’s haren geknipt: *Nu wil ze het hele toekomstige skelet gaan optutten. De volledige behandeling.* Over Agaats haarbehandeling zoals genoteerd in het dagboek: *De grote schoonmaak is begonnen. Ze staat nog stijf van de valeriaan. Ik neem elke dag mijn kans waar. Heb het haar afgeschoren en het hoofd met medicinale teer en toen met shampoo gewassen en zalf erop gesmeerd.*
In datzelfde hoofdstuk wordt een gruwelijke poepscène beschreven. Milla moet poepen van Agaat. Als het haar lukt, zal Agaat de kaarten voor haar ophangen. Maar het lukt niet en Milla krijgt een laxeermiddel toegediend. Daarna laat Agaat haar expres alleen en zonder po. Milla staat doodsangsten uit dat de po niet op tijd komt. Agaat kreeg als kind ook zindelijkheidstraning met de daarbij behorende straffen en/of beloningen. Op een nacht was ze op haar kamer opgesloten zonder po. Ze heeft haar handjes kapot gekrabd aan de deur en uiteindelijk haar uitwerpselen verborgen onder een krant. Daarna leed ze aan obstipatie. En Milla schrijft in haar dagboek: *Ai hemel toch, heb haar Brooklax gegeven om haar darmen op gang te krijgen, toen deed ze het in haar broek en liep hard weg ik kon haar niet pakken!*

Communicatie vindt plaats door oogcontact. Milla en Agaat zijn hiermee vanaf het begin vertrouwd geraakt. Eerst omdat Agaat niet wilde praten, later omdat Jak, Milla’s echtgenoot met de losse handjes, dingen niet mocht horen. Ze zijn er zeer bedreven in. Eén voorbeeld, tevens voorbeeld van de humor die gelukkig ook geregeld aanwezig is in dit boek: *De brutaliteit! Als je niet op je twee benen rondloopt en praatjes maakt over het weer, denken ze dat je een hoopje spieren met reflexen bent en komen ze je in je gezicht schijnen. Zeg tegen die vent dat hij ophoepelt. (…) Haar vertaling is vlekkeloos. Ze zegt dat de dokter bedankt wordt. Ze zegt dat de dokter nu wel weer mag gaan,…*

Een steeds terugkerend motief is borduurwerk. Milla heeft het Agaat ooit bijgebracht, en die is er een absolute meesteres in geworden. (Zoals ze ook een veel betere boerin was en veel meer moeder van Jakkie dan Milla. Maar een mens kan het niet overal over hebben, gewoon lezen dit boek!)
Iedere dag draagt Agaat een fris, wit, stijfgesteven kapje. Dat kapje is rondom geborduurd met witte zijde. Agaat wil niet dat mensen het van dichtbij bekijken. Als ze een keer in slaap valt op Milla’s bed, kan deze het eens goed bestuderen: *Vleugels lijken het wel, engelenvleugels. Met zwierige bogen staan ze achterop de rug van de musici. Maar de trompettist heeft een varkenssnoet. En de bek van de harpiste is die van een vleermuis. Een wolf slaat grijnzend op de tamboerijn. Een baviaan met bolle wangen blaast op de dwarsfluit, een rat met kleine tandjes hangt kwijlend over de luit.* (Wat zou ik zo’n kapje ook graag eens van dichtbij zien.)
Dat het borduurwerk dat Agaat onder handen heeft tijdens Milla’s ziekbed een lijkwade moet worden, werd al snel duidelijk: Op pagina 146: *Plaatjes van borduurwerk, onder andere de bewerkte doeken waarin mummies werden gewikkeld voor de lange reis naar de Goden.* En op 471: *Doopjurk, aanneemjurk, bruidsjurk, doodsjurk, de vier jurken van een vrouwenleven in Christus, legde ik uit.* De naam Agaat uit de titel is niet Agaats echte naam. Zij werd Asgat genoemd omdat ze altijd in de uitgedoofde haard zat en geen ondergoed droeg. Het is de dominee die de naam Agaat voorstelt: *‘Agaat’ stelde hij toen voor. Vreemde naam, kende ik niet, maar toen legde hij uit dat het Nederlands is voor Agatha, hij ligt wat klank betreft dicht bij Asgat met de harde ‘g’, het is een halfedelgesteente, zei ik, juist, zei hij, je ziet de waarde er pas van als hij geslepen is, maar dat is niet alles, kijk hier met me mee in het boek, het komt van het Griekse ‘agathos’ wat ‘goed’ betekent.
In Agaats verhaal dat we pas in epiloog te horen krijgen, spreekt Agaat over zichzelf als Goed: *En Goed droeg een rode jurk en leerde snel en deed alles zo goed als haar naam. Milla op haar sterfbed denkt: *En thans is God wraakzuchtig zoals op Zijn jongste dag, en dat voelt een heel stuk eerlijker. Trouwens, Hij is vrouw geworden. Hij heet nu Agaat, niet dat ik denk dat jij iets van Grieks weet.
En dan komt het grafschrift waar Jakkie beroerd van wordt:
*Heengegaan in vrede.
En God zag dat het goed was.*
Ja, denk ik dan, dat kun je zien als de ironie ten top.
En God zag dat het goed was.
En God zag dat het Agaat was???
En Agaat zag dat het goed was???

Ik schrok ervan tegen het einde van het boek het woord ‘adoptie’ tegen te komen. Ik wist wel dat Milla Agaat min of meer als haar dochter zag voordat Jakkies geboren werd, maar dat ze dat inderdaad officieel ook was, was niet tot me doorgedrongen. Het maakt de manier waarop Agaat behandeld werd nog wranger en de behoefte aan wraak aannemelijker.
Als de kaarten dan eindelijk op Milla’s kamer hangen, wijst Agaat allerlei plaatsen aan:
*Alle oude loopgraven langs. Alles wat je vergeten bent en niet eens hebt opgeschreven in je boekjes, zegt Agaat.*
Om te eindigen met een felle uithaal in prachtig Zuidafrikaans waarmee eigenlijk ook het hele verhaal van Agaat verteld wordt:
*Dit wordt de dag! zegt Agaat.
Ze is bij de tekening van Grootmoedersdrift, bij de plattegrond van huis en tuin. Achterkamer! Groenedeur! buldert Agaat. (…)
Posgleuf! Laedak! Halwekers!
Kindopsluit! Sonderpot!
Hoekvolkak!
Uitgeskel!
Stofferstee op As-se-Gat!
Au-Au-Au! Ai-Ai-Ai!
Nooitekskuus!
Sewejaarskind.
En toen?
Kan-jy-dit-glo?
Achterplaats!
Meidekamer!
Hoëbed!
Bruinekoffer!
Wittekep! Hartbegrawe!
Nooitverteld! Onbetreurd!
Goed-se-Gat!
Nou-se-Moer! Nou’s-die-dag!*

Aan het eind van Milla’s lijdensweg kan ze eindelijk de warmte voor Agaat voelen die ze haar zo lang onthouden had. Ook Agaat wordt zachter voor Milla. Ze zal haar nog gaan missen. Die twee waren zo ontzetten met elkaar verbonden. Het is ook hierin dat mensen het lezen als een metafoor van de raciale en politieke verhoudingen in Zuid-Afrika. In interviews met Marlene van Niekerk kun je lezen dat die laag er inderdaad wel in zit, maar liever ontkent ze het omdat het boek over zo ontzettend veel meer gaat. En gelijk heeft ze, het is een prachtboek, zo ontroerend, zo wreed, en dan ook nog eens zo schitterend van taal! januari 2009


HER FEARFUL SYMMETRY

Vooraf
Eén van de hoofdpersonen van dit boek zou je Highgate Cemetery in Londen kunnen noemen. Wat erg leuk is om te doen, is op Google Earth naar deze begraafplaats gaan. Er valt heel wat te klikken en dan krijg je foto´s van bepaalde graven en paden. Een aanbevelingswaardige wandeling. Ook een bezoek aan http://www.highgate-cemetery.org/ is de moeite waard.

Het verhaal
Edie en Elspeth zijn een eeneiige tweeling. Zo’n twintig jaar geleden is er iets gebeurd waardoor zij gebrouilleerd zijn geraakt. Sindsdien woont Edie met echtgenoot Jack en tweelingdochters Julia en Valentina in de Verenigde Staten en is Elspeth in Londen gebleven. Ze hebben elkaar al die tijd niet gezien.

Elspeth woont in een ruim appartement in Vautravers, grenzend aan Highland Cemetery. Het appartement onder haar wordt bewoond door Robert, haar geliefde. Robert is bezig een lijvig proefschrift te schrijven over de geschiedenis van Highland cemetery en zijn ‘bewoners’. In het bovenste appartement wonen Martin en Marijke. Martin lijdt aan dwangneuroses en komt de deur niet meer uit. Marijke kan daar niet langer tegen en keert terug naar Amsterdam.

Elspeth sterft in het begin van het boek op 44-jarige leeftijd aan leukemie. Zij laat haar appartement achter aan haar Amerikaanse nichtjes, onder de voorwaarden dat die er een jaar moeten wonen alvorens het te mogen verkopen én dat zij ervoor zorgen dat hun ouders er nooit een voet over de vloer zetten.
Robert is ontroostbaar. Vóór haar dood had Elspeth beloofd te zullen rondspoken. Maar hoe vaak hij ’s nachts ook op de begraafplaats dwaalt, nooit voelt hij haar aanwezigheid. Die voelt hij wel in haar appartement, meestal in de vorm van koude rillingen.

Als de tweeling Julia en Valentina 21 jaar zijn, komen ze naar Londen. Uit een onverklaarbare angst stelt Robert zich niet aan hen voor, maar achtervolgt ze enkele weken. Veel interessants doen ze niet, vindt hij. Dat vindt ook de geest van Elspeth, die inderdaad nog rondwaart in het appartement.
Julia is dan nog de ondernemendste van de twee, terwijl 'her fearful symmetry' Valentina een angstige kopie is. Ze wordt door Julia dan ook steevast Mouse genoemd. Valentina volgt Julia overal, al is het tegen haar zin. Het was ook Julia die naar Londen wilde komen, niet Valentina.
Maar deze situatie verandert geleidelijk wanneer ze eenmaal in Londen zijn. Valentina bevrijdt zich steeds meer van Julia’s overheersing. Zeker nadat ze ontdekt hebben dat de geest van Elspeth nog in het appartement verblijft.
Julia brengt veel tijd door met bezoekjes aan Martin en het ‘geestelijk’ in kaart brengen van de stad Londen. Valentina en Robert worden verliefd en brengen steeds meer tijd met elkaar door. Daarnaast geeft Valentina, op verzoek van Robert, veel aandacht aan Elspeth. Ze communiceren via een ouijabord. Ook spelen ze regelmatig met de kat die Valentina heeft binnengelokt: Little Kitten of Death. Op een dag rent de kat tijdens dit spel door Elspeths handen en de geest van het beest blijft aan haar nagels hangen. De kat ligt dood op de grond. Valentina gebiedt haar hem terug tot leven te wekken, wat Elspeth met tegenzin doet.

Dit voorval brengt Valentina op een bizar idee. Aanvankelijk weigert Elspeth hieraan mee te werken, maar niet lang. En samen werken ze de details van dit plan steeds verder uit. Wél hebben ze Roberts hulp nodig. Uiteraard weigert hij, maar hij staat met zijn rug tegen de muur en is gedwongen te helpen.

Verder vertellen zou enorm veel verklappen. Dat is zonde, want het is een ongelooflijk spannend verhaal.
Maar toch… het einde is zo ongeloofwaardig dat ik er eigenlijk kwaad om werd.
Ikzelf maak onderscheid tussen ongeloofwaardigheid binnen de realiteit van het boek en daarbuiten. Het bestaan van geesten met wie je via ouijaborden kunt spreken is ongeloofwaardig buiten de werkelijkheid van het boek. Maar ik heb er totaal geen moeite mee om het binnen de romanwerkelijkheid te geloven. Er zijn echter wel grenzen aan wat ik daarin kan blijven accepteren/geloven. En dit boek overschrijdt die grenzen ruimschoots.

Vooruit, tot slot een kleine verklapper: de uitspraak van de doden niets dan goeds gaat in dit boek zó helemaal niet op!
november 2010