Tatiana de
Rosnay

Haar naam
was Sarah

 

Artemis & co. eerste druk 2007, dertigste druk 2009, 343 pp
vertaald door Monique Eggermont en Kitty Pouwels

 

 

kaft Haar naam was Sarah

 

 

 

 

 

 

Salmon Rushdie

The Enchantress
of Florence

 

Random House Trade Paperback New York, 2009
first edition 2008, 349 pp

 

 

kaft The Enchantress of Florence

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tatiana de Rosnay – Haar naam was Sarah

16 juli 1942, vier uur ’s ochtends, Parijs. Operatie ‘vent printanier’ gaat van start, later beter bekend als de rafle du Vel’d’Hiv, de razzia van de Winterwielerbaan. Hierbij worden in de Franse hoofdstad in twee dagen tijd 12.884 joden opgepakt: 4051 kinderen, 5802 vrouwen en 3031 mannen. Dat aantal loopt de dagen erna nog iets op.
De meeste Parijse joden verwachten niet dat die ochtend ook vrouwen en kinderen zullen worden meegenomen. Vandaar dat vrijwel alleen mannen zich schuilhouden. (…)
Een paar duizend Franse ambtenaren doen aan de acties mee. Het meest zichtbaar zijn de politieagenten, tot voor kort deugdzame ordehandhavers, nu handlangers van de Duitse beulen. (…)
Een groep intellectuelen, verzameld in het ‘Comité du Vel’d’Hiv 42’, vraagt in een petitie in Le Monde van 17 juni 1992 aan Mitterand om officieel te erkennen dat Frankrijk verantwoordelijk is voor wat er vijftig jaar eerder in Parijs is gebeurd. De president weigert dit, nog steeds onder verwijzing naar het vermeende verschil tussen de republiek en het Vichy-regime. (…)
Op 3 februari 1993 verklaart de regering 16 juli officieel tot nationale herdenkingsdag. (…)
Mitterands opvolger, Jacques Chirac, wijzigt de koers nog drastrischer. Tijdens de herdenkingsplechtigheid van 16 juli dat jaar zegt hij: ‘Ja, de bezetter werd in zijn misdadige waanzin gesteund door de Franse Staat.’

Deze informatie staat in het nawoord van Haar naam was Sarah. Dit boek beschrijft de gebeurtenissen van deze zestiende juli en wat er daarna gebeurde vanuit het perspectief van de tienjarige Sarah. Zij wordt samen met haar ouders door de Franse politie meegenomen. Haar broertje Michel zit op dat moment verstopt in een onzichtbare kast. Sarah draait de sleutel om, vastbesloten om hem zo snel mogelijk te bevrijden. In het het wielerstadion Vélodrome d'Hiver wordt Sarah gescheiden van haar ouders. De Franse overheid heeft geen idee wat te doen met al deze kinderen. Vanuit Duitsland was er immers geen opdracht gekomen om ook joodse vrouwen en kinderen op te pakken. Het duurt dagen voordat Sarah een kans ziet om uit het stadion, waar ze zo lang zijn ondergebracht, te ontsnappen en dan nog een paar weken voor ze weer bij haar huis in Parijs is, waar inmiddels een ander gezin woont.

Het verhaal van Sarah wordt afgewisseld met dat van de Amerikaanse journaliste Julia Jarmond, getrouwd met Bertrand Jarmon en al jaren woonachtig in Parijs. Julia krijgt 60 jaar na de oorlog de opdracht krijgt om een artikel te schrijven over deze razzia. In de archieven vindt ze het dossier van Sarah en langzamerhand ontdekt ze dat haar schoonfamilie verbonden is met het lot van Sarah en haar broertje.

Halverwege het boek houdt Sarah’s verhaal op en wordt de zoektocht van Julia naar Sarah beschreven.
Sarah is als het ware een obsessie voor Julia geworden. Misschien uit schuldgevoel, misschien in de hoop iets goed te maken.

Dit boek las ik met de boekgrrls. Die waren er niet zo over te spreken. Een van hun bezwaren was dat de karakters stereotyp werden neergezet. Een ander bezwaar gold de hoeveelheid toevalligheden.
Ik kan me in die bezwaren wel vinden, maar ik heb er helemaal geen last van gehad. Ik las het ademloos uit.
Iemand vond het ook larmoyant. Daar ben ik het niet mee eens. Het is een enorm aangrijpend boek en ik heb dan ook regelmatig tranen in mijn ogen gehad. Maar de stijl van het boek kan ik met geen mogelijkheid overdreven sentimenteel noemen. Ik heb ervan genoten en vond het prachtig!
Van Vel’d’Hiv had ik tot mijn schande nog nooit gehoord. Het is goed dat daar aandacht aan wordt besteed.
september 2009

Salmon Rushdie – The Enchantress of Florence

H las dit boek in mei. Hij zei me dat ik tijdens het lezen een stamboom zou moeten bijhouden. Niet echt een uitnodiging om het te gaan lezen. Op de achterflap staat: This is ‘history’ jubilantly mixed with postmodernist magic realism. Voor de liefhebber dus.
Ik weet eigenlijk niet of je wel van magisch-realisme kunt spreken in een tijd (de 16e eeuw) vóórdat ‘the real and the unreal were segregated forever’, aldus de alwetende verteller. Dat zou dan gewoon realisme zijn. De onderdanen van koning Akbar bijvoorbeeld, zien het als de normaalste zaak van de wereld dat Akbar getrouwd is met het produkt van zijn verbeelding: een perfectere koningin dan Jodha kun je niet krijgen.

Koning Akbar de Grote (Akbar betekent al de grote; dat het ‘voorzetsel ‘ab’ slaaf betekent, was nieuw voor me) in Sikri, Inda, heeft het nodige aan zijn hoofd. Hij moet vaak zijn tegenstanders neerslaan en is dus veel van huis. De imaginaire koningin Jodha zit dan alleen en vraagt zich af of ze wel bestaat. Akbar heerst als een despoot met verlichte trekken. Zó groot is hij dat hij niet over zichzelf kan nadenken als een ‘ik’. Zelfs niet in zijn dromen. Hij is nu eenmaal een ‘wij’. Maar, zo mijmert hij, zijn onderdanen zullen ook wel eens over zichzelf als ‘wij’ denken. Plegen ze daarmee dan verraad? En hij probeert het voorzichtig uit: Here I am. Als hij weer terugkeert uit de strijd probeert hij het uit bij Jodha. Deze reageert niet. De teleurgestelde koning zal nooit meer in gezelschap naar zichzelf verwijzen in de eerste persoon. Dat maakt hem eenzaam. Tijdens deze laatste oorlog heeft hij een tegenstander eigenhandig het hoofd afgeslagen. Hij vraagt zich af of hij nu de enige man met wie hij had kunnen praten gedood heeft. En hij lost zijn belofte in en laat de ‘Tent of the New Worship’ opzetten. Het moet een tent zijn omdat alle ideeën tijdelijk en veranderlijk zijn. In die tent zitten de gestrengen in het geloof tegenover de liberalen. Er kan openlijk gediscussieerd worden, niemand hoeft een blad voor de mond te nemen omdat de koning aanwezig is. Maar de koning zit in het midden van de tent, maakt geen deel uit van een van beide kampen. Met de komst van een vreemdeling lijkt Akbar eindelijk een gelijkwaardige gesprekspartner gevonden te hebben.

Die vreemdeling is een blonde man met meerdere namen. Hij heeft een verhaal te vertellen, uitsluitend bestemd voor de oren van koning Akbar. Aan Akbar stelt hij zich voor als Mogor dell’Amore, dus laten we hem nu maar Mogor noemen. Mogor wekt de interesse van Akbar. Hij mag zijn verhaal doen.
Mogors verhaal begint twee generaties terug in Florence. Daar waren in de tijd van de pest drie vrienden: Antonino Argalia, Niccolò “il Machia” en Ago Vespucci. Ze houden zich vaak op in het bos zoekend naar de alruinwortel waarover beweerd wordt dat die magische krachten heeft. De drie vrienden willen met die wortel vrouwelijk schoon betoveren. Als de ouders van Argalia zijn omgekomen door de pest, besluit Argalia het avontuur op te zoeken; zijn voornemen is om terug te komen als een fortuinrijk man. Hij gaat als verstekeling aan boord van een schip en wordt ontdekt. Uiteindelijk komt hij als slaaf terecht in het Ottomaanse rijk waar hij gehersenspoeld wordt tot een van de beste krijgers van de Janissaries. Hij wordt beroemd en berucht als Argalia de Turk. Er volgen vele avonturen.

Terwijl deze vertelling gaande is, gebeurt er in Sikri ook het nodige. Er zijn paleisintriges, doden te betreuren, prinsen die niet willen deugen en niet iedereen is blij met de aandacht die Akbar voor Mogor heeft. Akbar maant hem tot spoed.

En Mogor vertelt hoe hij terugkeert naar Italië in het gezelschap van de mooiste vrouwen van de wereld: Qara Köz, een Indische prinses, en haar slavin en evenbeeld, The Mirror. Hij heeft zijn eigen manschappen bij zich, waaronder vier trouwe albinoreuzen. Mogor beweert een afstammeling te zijn van prinses Qara Köz en daarmee een bloedband te hebben met Akbar zelf.
Tot hier de inhoud. Er gebeurt nog vreselijk veel meer en er komen nog heel wat kleurrijke personen voorbij.

Wat kan ik er verder over zeggen? De verhalen bevielen me goed, het boek leest als een avonturenroman. De vaart wordt er echter wel uitgehaald door een enorme hoeveelheid namen. De personages hebben niet alleen vaak meer dan één naam, velen hebben ook nog een hele lading afstamming en eretitels aan hun naam hangen en Rushdie schroomt niet die steeds te vermelden.

Macht en/of godsdienst spelen in alle wel verhalen een rol. De kampen uit Akbars tent worden in Florence gespiegeld door de continue afwisseling van machthebbers: nu eens is de kerk aan de macht, dan weer ligt de bal in hoerenhuizen.
Akbar vraagt op een gegeven moment aan een van zijn raadsmannen: wat was er eerder, de kip of het ei? ‘De kip’ luidt het antwoord. Had hij gevraagd naar het ei en de kip, dan zou het antwoord ‘het ei’ geweest zijn.
Op eenzelfde manier denkt Akbar over religie: wie was er eerder, God of de mens? Het antwoord luidt eenduidig: de mens. En daar sta ik helemaal achter!
Kennelijk is dit - nog niet in het Nederlands vertaalde boek - een smulboek voor literatuurcritici. Googelen op de titel levert in ieder geval veel besprekingen op.
augustus 2009