Richard Yates Revolutionary Road

 


Vintage Contemporaries, mei 2008
(eerste druk 1961), 355 pp.

 

 

kaft Revolutionary Road

 

 

 

Revolutionary Road

Revolutionary Road begint met de opvoering van het stuk Petrified Forest. Hoofdrolspeelster April Wheeler is de enige met iets van een acteeropleiding en heeft bovendien haar uiterlijk mee. Maar er zit zo ontzettend veel tegen dat ook zij het stuk niet meer kan redden. Dit debacle wordt breed uitgemeten, de lezer blijft niets bespaard. Om kromme tenen van plaatsvervangende schaamte van te krijgen. Op de terugweg naar huis wil April er het liefst niet meer aan denken. Probeer dat maar eens met een man als Frank Wheeler. De man kan zijn mond niet houden. Zelfs als hij er zich van bewust is, stopt hij niet; zijn spraakorgaan lijkt een geheel eigen leven te leiden. Ik vind het dus niet verwonderlijk dat er een knallende ruzie komt en April zelfs de auto uit springt, alleen maar om die man niet te hoeven horen.
April en Frank zijn een tijdje terug van New York naar een van de buitenwijken verhuisd. De straatnaam is Revolutionary Road, hoewel er allesbehalve revolutionaire mensen wonen. Het is 1961, de wederopbouw na WOII is voltooid, iedereen past braaf in het burgerlijke straatje. Ook April en Frank, hoewel ze zelf denken dat ze een stuk interessanter zijn dan hun buren en zelfs hun vrienden. Frank laat zich er zelfs op voorstaan dat hij zo’n saaie baan heeft. Het zou niet saai hoeven zijn, hij werkt bij een firma die zich voorzichtig op computergebied begeeft. Maar Frank is voornamelijk bezig post in diverse vakjes te stoppen om ze een dag later weer in andere postvakjes te leggen. April verzorgt traditioneel de beide kinderen: een meisje en een jongen. Over die kinderen hoor je trouwens nauwelijks iets. Ze zitten meestal voor de tv en wanneer het er naar uitziet dat het er thuis heftig aan toe kan gaan, worden ze uitbesteed bij vrienden.

April is de eerlijkste van de twee. Ze zet vraagtekens bij hun interessantheid en ze wil daadwerkelijk iets veranderen. Zo komt ze met het plan naar Frankrijk te emigreren. Zij zal dan gaan werken zodat Frank zichzelf eindelijk kan ontplooien, bijvoorbeeld gaan schrijven. Ze heeft zich altijd schuldig gevoeld dat hun eerste kind zo snel werd geboren en Frank daardoor veroordeeld werd tot zijn saaie baan.
Al gauw krijgt Frank het erg benauwd. Zijn Frans, opgedaan in de oorlog toen hij in Frankrijk gelegerd was, is een heel stuk minder dan hij April heeft laten geloven. En Parijs kent hij evenmin. Hij is er maar een paar keer met verlof geweest en voelde zich er buitengewoon alleen en ongelukkig. Op alle mogelijke manieren probeert hij het plan tegen te werken, maar natuurlijk wel zó dat het moet lijken alsof April besluit dat het beter is om thuis te blijven.
Hij krijgt hulp uit onverwachte hoek: April raakt voor de derde keer zwanger. Maar… ze wil het weghalen. Dat kan ‘veilig’ tot drie maanden. Frank moet het 12 dagen zien vol te houden. Dat levert een beschrijving op van subliem gemanipuleer met woorden en scènes voor de spiegel. Frank oefent daarin namelijk altijd: hij heeft meerdere gezichten en hij bestudeert hoe bepaalde gelaatsuitdrukkingen op anderen overkomen. Hij anticipeert dan op de reacties en pas zijn gelaatsuitdrukking en zijn woorden daar weer op aan. Hij heeft het er maar druk mee!
En hij redt het. De drie maanden zijn voorbij. Maar Aprils ogen zijn geopend. De zoon van hun makelaar, die in een gesticht zit, heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. En April kan haar ogen niet meer sluiten, met alle dramatische gevolgen vandien.

Wat dit boek zo bijzonder maakt, is de meedogenloosheid waarmee de lezer in alledaagse taal en omstandigheden de onomkeerbaarheid van het drama ziet aankomen. Eenzelfde meedogenloosheid zit in de herkenbaarheid. De tijd waarin het speelt is bijna 50 jaar geleden, toch houdt dit boek je een spiegel voor: So, you think you’re something special,  ha-ha, get a life!

Een voorbeeld van Franks zogenaamde intellectuele taal: hij laat in een gesprek met iemand de volgende woorden vallen: “the hopeless emptiness of everything in this country”. En de gesprekspartner reageert: “Wow, now you’ve said it. Hell plenty people are on to the emptiness part. (…) We’d sit around talking about emptiness all night. Nobody ever said ‘hopeless’ though; that’s where we’d chicken out. Because maybe it takes a certain amount of guts to see the emptiness, but it takes a whole hell of a lot more to see the hopelessness.”

Exemplarisch voor de manier waarop Frank in elkaar zit, is de volgende passage, ná de mislukte opvoering van het toneelstuk: “The trouble was that all afternoon in the city, stultified at what he liked to call ‘the dullest job you can possibly imaging,’ he had drawn strength from a mental projection of scenes to unfold tonight: himself rushing home to swing his children laughing in the air, to gulp a cocktail and chatter through an early dinner with his wife; himself driving her to the high school, with her thigh tense and warm under his reassuring hand ("If only I weren’t so nervous, Frank!"); himself sitting spellbound in pride and then rising to join a thunderous ovation as the curtain fell; himself glowing and disheveled, pushing his way through jubilant backstage crowds to claim her first tearful kiss ("Was it really good, darling? Was it really good?"); and then the two of them, stopping for a drink in the admiring company of Shep and Milly Campbell, holding hands under the table while they talked it all out. Nowhere in these plans had he foreseen the weight and shock of reality; nothing had warned him that he might be overwhelmed by the swaying, shining vision of a girl he hadn’t seen in years, a girl whose every glance and gesture could make his throat fill up with longing ("Wouldn’t you like to be loved by me?"), and that then before his very eyes she would dissolve and change into the graceless, suffering creature whose existence he tried every day of his life to deny but whom he knew as well and as painfully as he knew himself, a gaunt constricted woman whose red eyes flashed reproach, whose false smile in the curtain call was as homely as his own sore feet, his own damp climbing underwear and his own sour smell.”
De tegenstelling tussen zijn verwachtingen en de realiteit zijn vrijwel onoverkoombaar, en dat is iets wat in het hele boek (het hele leven?) aanwezig blijft. Tijdloos.
juli 2009